Aan vogels hadden we geen gebrek in de Nederlandse voetbalwereld. IJsselmeervogels, Stormvogels, Legmeervogels, Zeevogels, Rietvogels, Zilvermeeuwen, Valken, Flamingo’s, Zwaluwen, De Raven, Reiger Boys, Zandvoortmeeuwen enz enz.
Allemaal namen waar een verhaal aan zit, net als bij de Loosduinse voetbalvereniging De Postduiven.

Het voormalige tuindersgebied Loosduinen was redelijk goed bedeeld met voetbalclubs, zoals o.a. het Christelijke sv Loosduinen, de Katholieke club GDA en de club voor niet gelovigen De Postduiven.

In de zomer van 1924 zaten een aantal jongens bij elkaar op een stapel hout in één van de groentekistenfabrieken van Loosduinen. Ze waren een jaar of zestien: Jan Molenaar, Cor en Wim van der Spek en Arie van Anrooy.
Ze zaten daar deftig, wat je tegenwoordig noemt, te brainstormen. De jongens trapten voor de aardigheid op de binnenplaats van de fabriek vaak tegen een balletje en ze werden het er over eens dat het toch wel mooi zou zijn als ze op een zondag op een echt veld bij een echte club konden voetballen. Maar er was in die tijd in Loosduinen nog geen neutrale voetbalclub waardoor heel wat jongens en mannen, die niet gelovig waren, in omringende dorpen of in Den Haag gingen spelen.

De vader van Jan Molenaar vertelde nog wel eens over de mooie tijd waarin hij bij een echte voetbalclub voetbalde. Besloten werd om die vader te winnen voor een plan een eigen voetbalvereniging te beginnen.

Molenaar sr. wilde wel, maar vooraf moest duidelijk zijn of er voldoende animo was. Binnen drie dagen hadden zich 25 potentiële leden aangemeld. Er zouden dus direct twee elftallen het veld in kunnen worden gestuurd. Molenaar sr. kon er dus niet meer onderuit. Hij werd de eerste voorzitter.

Met het vinden van een veld hadden ze geluk. In een inzinking in de duinen, een zogenaamde zak, waar nu de Laan van Meerdervoort ligt, kwam een terrein vrij waar de toenmalige voetbalvereniging Transvalia speelde. Die ging verhuizen i.v.m. een fusie met een andere club. De doelen bleven gratis staan en met vereende krachten werd een lokaliteit gebouwd waar kon worden omgekleed en thee kon worden gezet.
Daar werd op 2 augustus 1924 de oprichtingsvergadering gehouden. Het bestuur werd vlotjes benoemd, maar over de naam werd nog hevig heen en weer gepraat. Elk lid zou zich op een naam bezinnen en er werden diverse voorstellen gedaan.

Wim van de Spek kwam met het idee van “De Postduiven” en nadat de voorzitter omstandig de voortreffelijke eigenschappen van de postduif had belicht: ‘trouw aan het honk en snel en zonder afwijking recht op het doel afgaan’, werd deze naam met algemene stemmen goedgekeurd.

Ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan werd de lof op de postduif in een clublied vastgelegd op de wijs van “Daar bij die molen”;

Het Bondsbestuur sprak: ‘Hoor ik het goed’
Wat is dat voor een naam?
Wat heeft nu zulk een duifgebroed
Met voetbal uit te staan?
Het antwoord luidde, hoort nu wel:
Een postduif gaat met spoed
Recht toe, recht aan en razend snel
Haar doelwit tegemoet.

Refrein:
Dat zijn de jongen, Postduivens jongens
De wit en zwarte, zij gaan in alles voor
En in hun body zit
De echte voetbalpit
Zij koeren graag, doch zijn bij voetbal fit.

Financieel was het in de aanloop naar de crisisjaren geen vetpot, maar in sportief opzicht was De Postduiven al snel een florerende vereniging. Na een aanloopjaar met vriendschappelijke partijtjes kon in 1925, dankzij de toeloop van leden, direct met vijf teams in de competitie worden begonnen.

Het eerste elftal doorliep vlot drie Klassen van de Haagse Bond. In seizoen 1930-1931 volgde promotie naar de 4e Klasse van de KNVB en in het seizoen 1934-1935 werd de 3e Klasse bereikt. Door de jaren heen was De Postduiven steeds te sterk voor de 4e Klasse en te zwak voor de 3e Klasse.

In 1927 ging de behuizing op het eerste terrein in vlammem op. Dat luidde een zwerftocht in langs allerhande boerenveldjes aan de zuidkant van Den Haag om te eindigen op Sportpark Madestein waar de club tot aan de fusie met Oranjeplein in 2008 voetbalde.

Door Jan van Capel uit de Volkskrant van 9 april 2001
(Enigszins bewerkt door Rob Pronk)