Tot ver in de jaren zeventig (wanneer precies, daar heeft de KNVB ook geen antwoord op) gebruikte de jeugd onder 13 jaar het gewone (vaste) doel van het voetbalveld. Dat betekende voor de keepertjes dat de doellat echter onbereikbaar was en er op die manier een ‘gat’ ontstond. Daarom bedacht men de pupillenlat als uitkomst. De lat was even lang en dik als de normale lat, die kon worden bevestigd aan de ‘bovenlat’ met 2 (al dan niet losse) ijzeren haken. Voor de kleine keeper een voordeel, voor de veldspelers niet altijd. Persoonlijk heb ik twee verschillende (ongelukkige) ervaringen met de pupillenlat gehad. Als keeper en als veldspeler.

Bij Wilhelmus speelde ik in het seizoen 1969-1970 in de pupillen 1 als keeper. Dat was een goed team (met o.a. Toine Linders, die later de spits van het eerste van Wilhelmus zou worden) en aan het eind van het seizoen hadden we een toernooi bij de professionele voetbalclub HFC Haarlem. Super trots natuurlijk dat we daar mochten spelen. Toen we daar aankwamen bleek echter dat HFC Haarlem het niet nodig had gevonden om een pupillenlat op te hangen. Ik was met mijn 13 jaar niet echt een lange jongen en herinner me nog dat er zich een soort van paniek van mij meester maakte. In de wedstrijden die we in de groepsfase speelden, viel het op zich nog wel mee met dat nadeel. Maar toen kwam het; tegen BVC Bloemendaal speelden we gelijk en om verder in het toernooi te komen (meen ik) moesten er penalty’s genomen worden. De strafschopnemers aan de kant van BVC Bloemendaal waren wel zo slim om de strafschoppen hoog in te schieten en zo stond ik dus machteloos in het doel. Boos omdat ik niet de eerlijke kans kreeg te ballen te weren. En ja, we verloren dus mede daardoor.

Later, toen mijn keeperscarrière, door omstandigheden, geen doorgang vond, ben ik gaan voetballen. Dat ging me ook niet slecht af en soms pikte ik mijn doelpuntje mee. Eén uitwedstrijd staat me nog bij, alleen de naam van de club waar we toen tegen speelden ben ik kwijt. De scheidsrechter van dienst, die middag, behoorde bij de thuisvereniging en dat zou ik weten ook. Ik maakte namelijk een wonderschoondoelpunt met het linkerbeen (normaal gesproken schiet ik met mijn favoriete rechterbeen) en de bal verdween in het dak van het doel, in de kruising. Onder de pupillenlat dus. Ik zal een meter (of twee) van het doel af zijn geweest. Terwijl ik al, waanzinnig van vreugde, aan het juichen was, blies de scheidsrechter op zijn fluit en voegde mondeling toe dat de bal tussen pupillenlat en gewone lat was gekomen. Kortom, het doelpunt werd afgekeurd. Woedend was ik en ook bijzonder teleurgesteld, dat iemand die conclusie kon trekken. Vechtend tegen waterlanders vroeg ik me af hoe de scheidsrechter, die zo’ n 4 meter weer achter mij stond, zo kon beslissen. Het is op zich al knap als je de bal tussen die twee latten door kunt schieten, maar vanwaar ik stond zou het helemaal een wonder zijn geweest. Immers, de bal ging omhoog, maar omdat ik vlak voor het doel stond zou dat wiskundig gezien onmogelijk zijn geweest, omdat de tussenliggende ruimte dan te klein is. Ook toen al liepen er dus onsportieve ouders op de velden rond. Iets waar ik me nu nog steeds vreselijk aan kan ergeren. Hoe dan ook, de pupillenlat is niet meer en voor wat betreft bovengenoemde gevallen is dat niet zo erg!

Jos Harmes
Facebookpagina Wilhelmus op ‘t Oosteinde