Als jonge vakleerkracht gymnastiek en tevens aanvoerder van VUC1 kwam ik in de Schilderswijk in aanraking met, zoals ik ze noemde, de “Zuidwalschoffies” Dit waren o.a; Manolito Toepoel, Richard Linnenbank, Dennis Linnenbank, Wesley van Maren, Ricky van der Berg, Pasquinel te Pas, Freek Faber en nog veel meer. Je zag gelijk dat er veel talent bij die gastjes in zat als ze ervoor wilden gaan. Na de normale gymlessen was het vrijdag middag na school in de gymzaal altijd een groot voetbalfeest waar de spetters vanaf vlogen.
Als tweede in deze serie: “De Zuidwalschoffies” zocht ik Pasquinel te Pas weer eens op voor een interview.
Pasquinel te Pas; een keeper met veel talent en een enorme gedrevenheid, misschien net iets te eigenwijs en een fanatisme dat hem soms in de weg zat.
Pasquinel is nu 44 jaar jong en woont samen met zijn vriendin Diana en zoon Manus, die als keeper natuurlijk in de voetsporen van zijn vader probeert te komen.
Pasquinel zijn eerste stappen op het voetbalveld liggen, zoals veel van de Schilderswijkers uit de jaren 80, bij het Haagse ODB. Na zijn jeugdjaren bij ODB ging hij ook naar ADO, Svv Scheveningen, weer terug bij ODB en daarna nog naar Vredenburch.
Foto van de Hsv ADO jeugd met Pasquinel staand uiterst rechts
Vraag je hem wat voor een soort keeper hij was komt er een heel eerlijk antwoord: “Ik was iemand die enorm gedreven was en altijd tot het uiterste ging om te winnen. Verlies accepteren viel me zwaar, en dat maakte me soms lastig om mee om te gaan. Mijn competitieve instelling was zowel mijn kracht als mijn zwakte. Aan de ene kant zorgde het ervoor dat ik altijd het beste uit mezelf haalde, maar aan de andere kant kon het frustrerend zijn voor anderen als dingen niet gingen zoals ik wilde. Ik was echt zo’n speler waar een trainer soms hoofdpijn van kon krijgen, omdat mijn gedrag en temperament niet altijd even makkelijk was .”
Natuurlijk komt de vraag over hoogte- en dieptepunten. Over zijn hoogtepunten is Pasquinel heel duidelijk! “Ach, die zijn er niet veel. Ik ben naar mijn eigen mening te snel gestopt. Maar als ik dan toch een hoogtepunt moet noemen, dan is het zeker mijn debuut in ODB 1 op 17-jarige leeftijd. Chris Wahreman was geschorst, en ik kreeg de kans om mijn debuut te maken in de beladen wedstrijd WIK – ODB. Die wedstrijd leefde toen behoorlijk”. “Wat me vooral bij blijft, is het contrast met de keeper aan de andere kant. Bij WIK stond Lorsheyd in de goal, een twee meter lange reus met een indrukwekkende snor. En daar kwam ik het veld op: 75 kilo, een puistige kop, en vol zenuwen. De eerste kans voor WIK was een bal die voorlangs werd gespeeld. Het was zo’n redding waar elke keeper van droomt, het zag er fantastisch uit, maar eerlijk gezegd had ik gewoon geluk. Ik dook vol overgave naar de bal, en precies op het juiste moment schoot de spits hem tegen mijn hand”.
“Dat moment, met Eus van den Berg als laatste man die me vastpakte en zei: ‘Lekker, pik!’, gaf me een onsterfelijk gevoel. Vanaf dat moment zat ik in een flow. Alles lukte die wedstrijd, ik pakte werkelijk alles. Ik hoor die spits nog naar zijn trainer schreeuwen: ‘Ja, dat pleurisjong pakt gvd alles!’ Het was echt zo’n wedstrijd waarin alles samenkomt. Uiteindelijk won ODB met 2-0. Een herinnering om nooit te vergeten.”
Hoogtepunt als trainer: “Nou ja, het voelt voor mij niet echt als een hoogtepunt, maar ik beschouw het wel als een mooie waardering. Zeven jaar geleden begon ik als keeperstrainer bij ADO Vrouwen. Toevallig was daar ook een keepster met de naam Lorsheyd (nee, geen familie van). Ze was toen uit beeld bij Oranje”. “We hadden een goede klik en hebben intensief samengewerkt. Uiteindelijk werd ze weer opgeroepen voor Oranje en maakte haar debuut tegen Japan. Het was tijdens de coronatijd, dus er mocht niemand bij zijn. Ik had het geluk dat de wedstrijd in het stadion van ADO werd gespeeld en de gastheer ziek was, waardoor ik bij de wedstrijd aanwezig mocht zijn”. “Na de wedstrijd ging mijn telefoon. Het was Barbara: ‘Passie, kun je even naar de kleedkamergang komen?’ Daar gaf ze me haar wedstrijdshirt. Dat was toch wel een bijzonder moment dat ik erg waardeerde.”
“Dieptepunten daar heb ik er ook genoeg van gehad. Maar wat me direct te binnen schiet, is een moment een jaar na die wedstrijd tegen WIK. Chris Wahreman was voor vijf wedstrijden geschorst, en ik dacht: dit is mijn kans”. “Chris was destijds een van de beste keepers op de amateurvelden, dus het was geen schande om als 18-jarige op de bank te zitten. Maar ik was vastberaden om in die komende wedstrijden te laten zien wat ik waard was. Helaas liep het totaal anders. Het werd een complete ramp. In de eerste vier wedstrijden maakte ik de ene fout na de andere”:. “En bij ODB krijg je dat ook direct te horen. Een jaar eerder werd ik nog op de schouders gedragen, maar na die vier wedstrijden kwamen de opmerkingen: ‘Zat er mayonaise aan die bal?’ of ‘Lastig hè, dat zonnetje?’ Het waren pijnlijke momenten”.
“Gelukkig ging de vijfde wedstrijd weer goed, en ik pakte alles. Maar toen Chris na zijn schorsing terugkeerde, was het duidelijk dat hij weer zou worden opgesteld. En eerlijk gezegd kon ik Ton Boevink daar geen ongelijk in geven.”
Zijn dieptepunt als trainer; “Nou ja, een dieptepunt wil ik het niet noemen, meer een enorme teleurstelling. Het was de verloren KNVB-bekerfinale tegen PSV in Almere. Eigenlijk leek dat jaar alles te kloppen, en de beker zou de kers op de taart zijn, maar helaas liep het anders.”
Pasquinel biedt een troostende schouder aan bij de dames van ADO Den Haag na de verloren bekerfinale
De vraag aan Pasquinel welke naam komt er gelijk boven als je denkt aan je voetbal verleden ? “Naam? Je kunt beter zeggen namen. Uiteindelijk heb ik veel vrienden overgehouden aan het voetbal, maar Manolito Toepoel , Mike van Delft en Ricardo Maal zie of spreek ik nog dagelijks. Toch is er één naam die voor mij echt veel betekent: Arnold Faber (vader van mijn voormalige jeugdvriend Freek Faber)”.
Pasquinel, Arnold Faber, Manolito Toepoel
Arnold stond op woensdagmiddag altijd voor het hek bij de Zuidwal school met een bal onder zijn arm. ‘Jongens, wie willen er mee voetballen in het Zuidwal-stadion?’ zei hij dan. Nou ja, ‘stadion’ was een grasveldje op het Helena van Doeverenplantsoen, maar Arnold noemde het altijd het Zuidwal-stadion. Heerlijk voetballen met elkaar, samen met jongens zoals Ricky v/d Berg, Koosje Boot, Jan v/d Berg, Harry Ruck, Wesley van Maren, en na afloop een waterijsje halen in de Boekhorststraat.
“Die man is zo bepalend voor mijn leven geweest, dat is echt ongelofelijk. Hij haalde me naar ODB, zette me in de goal (waarschijnlijk ook omdat ik niet kon voetballen) en bij hem kon echt alles. Ik overdrijf niet, maar hij is altijd voor mij als een tweede vader geweest”. “Met trainen mocht ik altijd meerijden, maar in 1987 nam hij me mee naar mijn eerste wedstrijd van FC Den Haag. Ik was gelijk verkocht. Dat mijn ouders dat later niet in dank hadden afgenomen, zegt genoeg. Maar ADO (of FC Den Haag) is altijd een rode draad door mijn leven gebleven. Eigenlijk is Arnold, of zoals ik hem noem ‘Ome Arnold’, bepalend geweest voor hoe mijn leven is verlopen.”
Wie was jou beste trainer? “Beste trainer, ach, ik denk dat elke trainer wel iets bijzonders had. Wat betreft jeugdtrainers: Arnold Faber, Kees Zegeling, Carlos Roeleveld en Marco Vis, hebben allemaal een belangrijke rol gespeeld in mijn leven. Bij de senioren: Ton Boevink, Sjaak de Bruin en Piet Gelauf waren allemaal bepalend. Ton Boevink was echt een wereldman. De conditie van een paard! Hij liep gewoon mee tijdens de trainingen en kon dan net zo makkelijk van achter naar voren in de groep bewegen, en dat deed hij constant. Ik zie hem nog steeds voor me, met een voetbaljasje om zijn nek als een sjaal. Sjaak de Bruin, een prachtman met heerlijke humor. Jammer dat hij nooit even bleef hangen voor een biertje na de training. Maar als ik dan echt de beste moet kiezen, dan is dat Piet Gelauf sr. Voor die man ging je door het vuur. Ik denk dat hij gewoon te goed was voor het niveau. Ik heb altijd veel respect voor hem gehad, jammer dat ik hem tegenwoordig nog maar weinig zie.”
Ben je nog steeds bezig in de voetballerij?
“Ja, ik ben nu bezig met mijn zevende seizoen bij ADO Den Haag Vrouwen als keeperstrainer. Het bevalt me nog steeds goed. Mijn contract loopt echter af, dus we zullen zien of we een achtste seizoen kunnen toevoegen”
“Ook ga ik graag kijken bij mijn zoon Manus, die inmiddels bijna 20 is. Hij keept bij Nootdorp 023, en het blijft altijd mooi om langs de lijn te staan. Soms moet ik echter wedstrijden van hem overslaan omdat ik zelf een wedstrijd heb , en dat vind ik dan echt jammer.”
Met zoon Manus na kampioenschap sv Nootdorp
Pasquinel heeft mij ook nog een mooi stukje geschreven over de zgn. Zuidwalschoffies;
Het was halverwege de jaren ’80 dat ik op de Zuidwal School terechtkwam. Een geweldige school, gelegen op de rand van de Schilderswijk en het centrum van Den Haag. En ja, de klas zat vol met échte schoffies. Namen als Ricky van den Berg, Wesley van Maren, Koos Boot, Freek Faber, Harry Rueck en Jan van den Berg komen meteen in me op.
Het bleek een klas vol voetbaltalenten te zijn. Jongens die ’s ochtends wakker werden met een bal en ’s avonds weer met een bal naar bed gingen. Niet alleen zaten we in dezelfde klas, we woonden ook allemaal in dezelfde buurt. In de pauzes veranderde het schoolplein steevast in een voetbalveld. Op warme dagen gaven de meesters geen les, maar gingen we naar het Helena van Doeverenplantsoen om daar de rest van de middag te voetballen. Ik denk dat de meesters daar stiekem ook echt van genoten.
Ons talent bleef ook bij de leraren niet onopgemerkt. Tijdens schoolvoetbaltoernooien waren we onverslaanbaar en sleepten we de ene na de andere prijs binnen. Maar ondanks dat we goed waren, hadden de meesten van ons wel een probleem: we waren niet alleen fanatiek, maar ook echte Schilderswijkse ratjes. We groeiden op in een tijd waarin computers nog niet overal waren en mobiele telefoons nog niet bestonden. We hadden weinig, behalve onze bal.
Hele dagen waren we buiten. De regel thuis was simpel: je moest binnen zijn zodra de straatverlichting aanging. Voetbal op straat was hard tegen hard – puur straatvoetbal zoals je dat tegenwoordig misschien mist bij de jeugd. Maar één ding ontbrak: de juiste begeleiding. Als die er destijds meer was geweest, denk ik dat sommigen veel verder hadden kunnen komen.
Nu, ruim 35 jaar later, kijk ik terug op een superleuke schooltijd. Het voetbal stond misschien boven rekenen en schrijven, maar uiteindelijk heeft bijna iedereen zich prima weten te redden. Toch blijft het een mooie herinnering aan een tijd waarin voetbal het middelpunt van ons leven was.
Bob Rijpstra
27-01-2025