Richard de Mos ziet, leest en hoort alles. Dus ga ik er maar even vanuit dat hij dit columnpje ook onder ogen krijgt. Richard is onze nieuwe sportwethouder. Zijn voorganger Rabin Baldewsingh was zeker geen slechte, had een groot hart voor de Haagse sport, maar onder Richard wordt het natuurlijk nog mooier!
Om dan maar meteen met de deur in huis te vallen. Rob Pronk, de oprichter en motor achter deze website en de organisator van het jaarlijkse coryfeeën-toernooi bij VUC, moet zijn Haags Historisch Voetbal Museum krijgen. Hij heeft zo veel moois uit het rijke verleden van het Haagse voetbal. Dat hoort niet in kasten en kisten te liggen, dat is zonde, het moet voor ons allemaal te zien kunnen zijn.
Het kan niet anders dat Richard de Mos daar wel wat tijd en subsidie voor over heeft. Het zou een prachtige binnenkomer zijn als wethouder. Hij mag het museum dan straks uiteraard zelf openen. Dat wordt me een feest! Hoe ik het voor me zie? Nee, geen expositie in een statig pand aan de Koninginnegracht of zo. Dat is te duur en daar horen wij met onze voetbalschoenen aan ook niet thuis.
Ik dacht meer aan een plek op een complex van een van de Haagse voetbalclubs, of ergens waar er ooit is gevoetbald. Ideeën? Roept u maar!
Er is natuurlijk wel wat ruimte nodig. Aan één zaal of kamer heeft Pronkie lang niet genoeg. Hij heeft honderden shirts en andere memorabilia (ik gooi er maar eens een duur woord in…), filmbeelden, oude clubbladeren, krantenartikelen, noem maar op. Het moet ook geen lullig tentoonstellinkje worden, nee, als het allemaal kan, doe het dan ook meteen goed. Met alles in mooie vitrines en lijsten. Het lijkt me alleen al heerlijk om langs zo’n parade van shirts te lopen.
Met de steun van Richard de Mos moet het lukken om er een prachtig Haags Voetbalhuis van te maken, waar we allemaal trots op kunnen zijn en waar onze roemruchte club- en spelersnamen vereeuwigd zullen zijn. Al schrijvende word ik steeds enthousiaster. Hier moeten we ons vol voor gaan inzetten!
Begrijp me goed. Ik zie geen luchtkasteel voor me en wil zeker niet overdrijven. Het moet ook geen museum worden dat dagelijks open is. Een paar middagen en een avondje in de week is voldoende. Er zal vast ook geen geld zijn om een beheerder van het museum te betalen, maar er zullen toch wel genoeg vrijwilligers te vinden zijn die een ochtend of middag per maand of per twee maanden een dienstje willen draaien?
Het museum kan een pleisterplaats worden, waar we met z’n allen oude en vooral sterke verhalen ophalen en klagen over het hedendaagse voetbal. Zoiets als vroeger gebeurde in de sportzaak bij Rob en Koos van Dullemen of op de donderdagavonden in de cafés bij Jan van Manen, Zwarte Wil en Theo Vuyk. Ik weet zeker dat het een groot succes gaat worden.
Overigens, ik stop per 1 juli bij het AD en meld me bij deze al aan als vrijwilliger voor het museum van Rob Pronk.
Hans Klippus
AD-journalist
6 juni 2018