Trainers en trainingen. Honderdduizenden voetballers hebben dit meegemaakt. Honderden keren stonden we op die velden voor weer een training. Vooral in de voorbereidingsperiode was het heerlijk; lekker zonnetje, mooie velden. En dan al die trainers. Hoeveel kwamen er de laatste decennia wel niet voorbij. Vele type trainers liepen er rond in het amateurvoetbal en ik was er natuurlijk ook eentje van.

Trainers: Je had de bullebak, de vaderfiguur, de looptrainer, de tactische trainer, de aanvallend ingestelde trainer. Maar ook de verdedigende, de humorloze, de constant schreeuwende, hij waarmee je kon lachen, de fanatieke en natuurlijk de trainer die er niets van begreep. Maar elke trainer deed het op zijn eigen manier en inzicht.

Na een 34-jarige carrière als hoofdtrainer in het amateurvoetbal ben ik er ook wel achter gekomen dat je te allen tijde afhankelijk bent en blijft van de kwaliteit van de spelersgroep. Natuurlijk heeft een trainer een behoorlijke inbreng. Echter…de spelers die het moet uitvoeren zijn nog veel belangrijker. En de factor geluk speelt ook een aardige rol mee in de resultaten, zo heb ik altijd ervaren.

En dan het trainen!

Vroeger stelde de trainingen niet zo heel veel voor. In mijn jeugdperiode heb ik wel meegemaakt dat we bij Laakkwartier met de toenmalig jeugdtrainer – die later zelfs jarenlang de Haagse jeugd onder zijn hoede had – twaalfjarigen met zandzakken over de tribunes liet rennen. Onder het mom van krachttraining. Of wat te denken van bokjespringen, door de benen van de spelers kruipen, gooien met verzwaarde ballen…enzovoort. Veel beter gingen we daardoor natuurlijk niet voetballen. Je wist niet beter, het hoorde erbij. En we vonden zelf dat we zwaar en goed getraind hadden. In mijn seniorentijd heb ik dit soort absurde voetbaltrainingen helaas ook meegemaakt.

Het afwerken op de goal of de aanvallende oefeningen waren eigenlijk ook al niet erg leerzaam. Vanuit de middencirkel met de bal naar de 16-meter, op doel knallen, je bal weer halen, vervolgens weer achter aansluiten om na een minuut of tig weer aan de beurt te zijn. Nee, de trainingen waren in de jeugd niet erg gevarieerd. Vandaag de dag zijn die veel beter verzorgd.

In mijn seniorenperiode kreeg ik met aardig wat trainers te maken. Om er een paar te noemen; Aad de Mos, Frits de Lange, Toon Brakus, John Karelse, Wim Andriessen, Simon van Vliet, Rob Jansen en Peter Meefout. Mooie namen met allemaal hun eigen stijl en visie. Van elke trainer pikte je iets op.

De coopertest

In het begin van mijn carrière – de jaren zeventig van de vorige eeuw – was de coopertest populair. In vijftien minuten zoveel mogelijk meters afleggen. Als je slaagde was dat uiteraard geen bewijs dat je goed kon voetballen. Wel dat je goed kon lopen. Het was goed voor je algemene conditie. Later kwam het tempolopen erbij en nog veel meer sprintwerk.

Als beginnend hoofdtrainer paste ik de coopertest natuurlijk ook toe. Maar al snel kreeg ik in de gaten dat spelers die de meeste meters aflegden bij een coopertest, tijdens de wedstrijden behoorlijk tekort kwamen op het korte sprintwerk. Ik viel dan ook snel van mijn geloof en deed geen coopertesten meer, maar ging over op veel korte partijen, pass- en trapoefeningen en korte vormen met de bal. In de hoop dat de spelers dit leuk en aantrekkelijk vonden .

In de voorbereiding werd er veelal aan krachtraining gedaan, die eigenlijk ook niet veel meerwaarde had. Het werd namelijk maar één of twee keer gedaan. Gedurende het seizoen helemaal niet meer. Mijn favoriete onderdeel als speler en trainer was het niet, daar ik het nut er niet van inzag.

Je had trainers die je veel lieten lopen, zeker in de voorbereiding. Op straat, door de duinen, over het strand of gewoon rondjes om het veld. Berucht bij de spelers waren dan ook de trappen bij het toenmalige complex van Kranenburg en de trappen bij het strand. Ontelbare keren beklommen en ook weer afgedaald. Daar hoeven de trainers van nu niet meer mee aan komen, al denk ik dat het voor de teambuilding geen kwaad kan. Bovendien is de noodzaak van het traplopen er niet meer. Bij elke club ligt wel een kunstgrasveld en kun je altijd trainen, behalve als er ijs en sneeuw op ligt.

Bij Wilhelmus en Rijswijk trainden we in die tijd nog op gravelvelden. Als die ook onder water lagen, liepen we op straat. De trainer reed dan rondjes rondom het complex en helaas liepen we een keer in de val. Op een avond waren we in plaats van hardlopen aan het wandelen ergens door Rijswijk. Andriessen reed ter controle rond in zijn auto en zonder dat we het in de gaten hadden stopte hij naast ons en vroeg quasi nonchalant of wij liever mee wilden rijden. Voordat wij antwoord konden geven, reed hij door en stond bij het gravelveld, dat volledig onder water stond, ons op te wachten. Voor straf moesten we door de plassen rondjes lopen. Na een tijdje mochten we gaan douchen. In de kantine bood hij ons toen een biertje aan. Typisch Andriessen. We vonden het achteraf geweldig dat hij dit deed en voor zo’n trainer liep je toch wel wat harder.

Het grijze verleden

Bij JAC, toen ik daar trainer was, hadden ze op het oude complex achter het doel een kooi. Als de velden waren afgekeurd, konden we daarin terecht. Die kooi lag meestal grotendeels onder water, maar de spelers vonden het geweldig. Modder(voetbal)gevechten waren dat, slidings door de plassen. Geweldig! Zelf liep ik er dan doorheen met een trekker om de plassen weg te krijgen. De spelers gingen na afloop met kleding en al onder de douche. Ook daar hoef je tegenwoordig niet meer mee aan te komen. Iedereen die ik uit die periode spreek, bewaart er geweldige herinneringen aan en dat is toch goud waard.

Anno nu wordt er natuurlijk veel beter getraind dan in het grijze verleden; honderden oefenvormen kun je op een groot aantal sites vinden. In het hogere amateurvoetbal worden er zelfs vesten met een gps-tracker gedragen. Niet om te kijken waar je uithangt, maar voor de persoonlijke gegevens, data noemen ze dat.

In het betaald voetbal is het opvallend dat de spelers maar beperkte speeltijd krijgen in verband met de belasting (zie de steeds chagrijniger kijkende Wout Weghorst). Ik hoop dan ook niet dat de trainers in het amateurvoetbal dit ook massaal gaan nadoen.

Trainers in het amateurvoetbal kopiëren natuurlijk veelal datgene wat erin het betaald voetbal gebeurt. Spelsystemen enzovoort, maar misschien nu ook het wisselbeleid. In het amateurvoetbal zijn de selecties meestal niet zo enorm groot en kwalitatief van hetzelfde niveau. Als een trainer dan vijf wissels toepast, in verband met de zogenaamde belasting, wordt het elftal er meestal niet veel beter op. De meeste trainers zijn al blij dat zij elf zo goed als fitte spelers kunnen opstellen. En als je het boeltje tijdens de wedstrijd – omdat het zo modern is – lekker door elkaar gaat gooien, weet ik niet helemaal zeker of dit ten goede komt van het resultaat. Tenzij je de opdracht krijgt van het bestuur dat de spelers zoveel mogelijk dezelfde speeltijd moeten krijgen, omdat ze allemaal evenveel contributie betalen. Dat dan weer wel.

Tegenwoordig, ik kan erover meepraten, zitten spelers liever op de bank bij het eerste dan dat zij in het tweede spelen. Want dan kun je zeggen; “Ik speel in het eerste”. Blijkbaar heeft dat met eergevoel te maken. Vroeger ging je gewoon in het tweede spelen om je weer waar te maken of aan de trainer te laten zien dat hij ongelijk had. Maar de tijden zijn veranderd, ook in het voetbal.
In onze jeugd trainden we de hele week door. We voetbalden op straat (putjesvoetbal, stoeprandenspel), op het veld bij Don Bosco, of gewoon op het plein. Menige ruit sneuvelde in die tijd, maar dat hoorde erbij. Helaas heeft hier de tijd ons ook ingehaald en is het vertrouwde partijtje op straat met jassen als doelpalen en drie corners penalty nauwelijks nog mogelijk.

Wijsheid

Trainen is belangrijk en noodzakelijk, maar ik heb ook een periode meegemaakt in mijn eerste seizoen bij Duno dat we in de eindfase, vlak voor en tijdens de nacompetitie, heel weinig trainden of konden trainen. De reden: We hadden maar één goede keeper, dus die lieten we als het even kon buiten schot en de bepalende spelers probeerden we zoveel mogelijk te ontzien. Opvallend was dan ook dat we de nacompetitie glorieus wonnen en met Duno naar de tweede klasse promoveerden, ondanks de geringe trainingsarbeid. Wat is nu wijsheid?

Maar trainen is vandaag de dag toch geweldig leuk. De vormen zijn allemaal gericht op voetbal en niet meer zo saai vergeleken met het verleden. Altijd goede ballen, hesjes, pionnen, verplaatsbare doelen, kleine doeltjes, noem maar op! Die waren er toentertijd allemaal niet.

Voetballers hebben in het algemeen een broertje dood aan trainen, terwijl bij andere sporten de spelers veelal beter gemotiveerd zijn en het normaal vinden dat zij drie keer of zelfs meer in de week moeten trainen. Bij een aantal voetballers ligt dit helaas iets anders. Spelers schrijven tegenwoordig sneller af en dat is jammer. Want het is toch heerlijk om na je werk in de buitenlucht op goed bespeelbare velden anderhalf uur te trainen. Terecht kan ik voor mijzelf zeggen dat het verleden mij veel plezier heeft gebracht, zowel op de trainingen als bij de wedstrijden en ook in het clubgebouw erna. Ik denk dat ik voor velen spreek.

“De meesten van ons kunnen terugkijken op een geweldig mooie voetbal- en trainingsperiode” .

Fijne kerstdagen en een gezond 2025

Jan Linkerhof
23-12-2024

Jojobet Giriş Yapcasibomholiganbet girişcasino siteleriDeneme Bonuslarcasibom 726Onwincasibom girişcasino sitelericasibom giriscasibom girişgrandpashabet girişholiganbetbets10jojobet güncelonwin girişgrandpashabetjojobet