Een scheidsrechter moet zich goed kunnen aanpassen aan diverse situaties. Dat vind ik een van de belangrijkste zaken voor het goed functioneren als scheidsrechter. En wat dit betreft heb ik in mijn beginjaren (1977-1979) in de Afdeling Den Haag een aardige leerschool gehad.

De Afdeling Den Haag was rijkelijk voorzien van een verschillend pluimage aan clubs. Veel clubs van ‘jongens van de gestampte pot’ en natuurlijk de ‘kakclubs’. HVV, HBS en Quick waren clubs waar je als jong scheidsrechter zeker niet op je mondje gevallen moest zijn. Anders werd je gemakkelijk ‘omver geluld’. Voor mij was het altijd plezierig om een wedstrijd van HVV te fluiten. Goede velden en een goede ontvangst waren gewaarborgd.

Alleen het omkleden was altijd een ramp. In de oude rood-witte kleedkamers lag ook nog het bordeaux-rode tapijt uit het oprichtingsjaar. Er groeiden nog net geen paddenstoelen op en het dragen van badslippers was geen overbodige luxe bij het tegenhouden van een onbekende voetschimmel. Toch hebben de wedstrijden van de geel­zwarte (in lagere elftallen viel het mij op dat het zwart door een verkeerd of veelvuldig gebruik van wasmiddelen meer grijs te noemen was) leeuwen mij mooie herinneringen gebracht.

Zo kan ik mij de volgende voorvallen nog als de dag van gisteren voor de geest halen. De wedstrijd HVV 7 – Oranjeplein 5 was nog geen drie minuten oud toen de bal via een Oranjeplein-voet over de zijlijn ging. Ik riep gelijk ‘HVV–bal’, waarop de captain (aanvoerder) mij toe brieste ‘U gaat vandaag toch niet persoonlijk worden, he scheids’. Nog geen vijf minuten later hoorde ik achter mij roepen: ‘He kloothommel !’. Natuurlijk keek ik de bewuste speler direct boos aan. Hij antwoordde stoïcijns ‘Waarde arbiter, u denkt toch niet dat ik tegen u deze woorden durf te bezigen. Ik heb het tegen die oen, onze linksback, die vannacht weer eens om half vier, redelijk bezopen naar ik aanneem, zijn bed opzocht en daarmee ons vandaag in onze toch al niet zo bijster solide achterhoede met een enorm probleem opscheept’. U begrijpt dat ik sinds die tijd een vorm van Oost-Indische doofheid hanteer en alleen op dit soort uitlatingen reageer als ik weet dat deze voor 100% voor mij bestemd zijn.

In het jaar dat HVV al ruim 100 jaar bestond, floot ik de vriendschappelijke wedstrijd HVV-VCS. De hyperactieve doelman Ger van Weelden en de achterhoede met onder anderen Van der Gun en Entrop waren al regelmatig in de luren gelegd door VCS-aanvaller, en later trainer van HVV, Andre Wetzel. De oude truc werd weer uit de kast gehaald. Als we het van de tegenstander niet kunnen winnen, dan gaan we het maar over de rug van de scheidsrechter gezellig maken.Nog steeds had ik het bij een HVV-inworp over een HVV-bal. Totdat aanvaller Bijloos mij toeriep : ‘Arbiter, wij zijn inmiddels Koninklijk onderscheiden. Kunt U niet KHVV–bal roepen, dan kunnen we vast wennen aan deze benaming’. Nadat hij de bal (foutief) had ingeworpen, floot ik meteen af : ‘Meneer, wilt U dan ook Koninklijk, met twee handen graag (zoals het hoort) inwerpen’. Ondanks de grote thuisnederlaag heb ik die middag niet veel last meer gehad.

Grensrechter, elftalleider en verzorger.
Het mooiste voorbeeld van de diversiteit in de Haagse afdeling was in een wedstrijd van HVV 3 (?) tegen Maasstraat. Na een overtreding op een Maasstraat­middenvelder, die een stevige snijwond op zijn knie had, onderbrak ik het spel en werd de hulp van de leider ingeroepen. In die tijd was de elftalleider vaak ook nog grensrechter en verzorger. Bovendien moest hij op het zakje met sieraden letten. Als mijn collega’s in die jaren zo streng als ik waren geweest, dan had Winston Bogarde ook nooit zijn bijnaam ‘Siebel’ gekregen. Nadat hij de grensrechtersvlag en het zakje met goud op de zijlijn had gedeponeerd, kwam de bijna bejaarde elftalleider met de waterzak op de geblesseerde speler af. Bij de gewonde speler aangekomen, stopte hij direct de spons, waarin net nog iemand zijn neus had gesnoten, in de gapende wond. De HVV-er die de overtreding had begaan, stond nog steeds bij de geblesseerde speler en zei: ‘Dat doet U onjuist’. Waar bemoei jij je gv… mee’, antwoordde de leider. Ik doe dit werk al 22 jaar. Waarop de HVV-er antwoordde: ‘En ik ben al zo’n 15 jaar orthopedisch chirurg’. Een duidelijker contrast was niet mogelijk.

Ik hoop dat U een beetje begrijpt dat dit soort momenten van onschatbare waarde zijn geweest voor het verdere verloop van mijn carrière als scheidsrechter. Omdat ik het Haagse voetbal altijd ben blijven volgen, vind ik het jammer om te constateren dat gerenommeerde verenigingen moeite hebben om het hoofd boven water te houden, gefuseerd zijn of zelfs niet meer bestaan. Maar van een ding ben ik overtuigd : dat een club als HVV het eeuwige leven heeft. U zult mij dan ook regelmatig in de ‘Diepput’ blijven aantreffen.

Met vriendelijke groet,

Mario van der Ende