Op de lagere en middelbare school had ik er regelmatig mee te maken. Overschrijven, maar dan wel de schoolregels of aantekeningen van je buurman, omdat je zelf weer eens niet had opgelet. Bij het voetballen bestaat het fenomeen ook. Overschrijven, of liever: de overschrijvingsperiode. Dit is voor trainers en clubs de meest vervelende fase die er is in het hele voetbalseizoen. Althans, ik vond het zeer vervelend, vooral de gesprekken die je met al die spelers moest voeren.
In mijn actieve carrière als speler werd ik voor het eerst met het begrip overschrijven geconfronteerd toen ik werd uitgeroepen tot Beste Speler van het Internationale Jeugdtoernooi van VIOS. Met die uitverkiezing natuurlijk was ik natuurlijk blij mee en trots op, maar realiseerde me niet wat voor gevolgen het zou hebben. Want de volgende dag stond Aad de Mos bij mij voor de deur.
We begrepen er thuis niet veel van. Ik was voor mijn gevoel een leuke jeugdvoetballer bij Laakkwartier, meer niet. Elk jaar wel een proefwedstrijd voor de Haagse jeugd, maar meer ook niet. Had wel enig talent, maar niet met de intentie om ooit van club te veranderen. Lang verhaal kort: ik veranderde tóch van club, want ik liet me overhalen door De Mos om overschrijving aan te vragen naar Wilhelmus, de club waar hij trainer werd. Het was eind mei 1973. En toen begon ook voor mij het circus van de overschrijving. Ik was student en doordat ik met Aad de Mos aanraking kwam, belandde ik in het circuit waar een zakcentje betaald werd die ik als student aan de Pedagogische Academie best kon gebruiken.
Die overschrijvingsperiode was meestal in de maand mei. Tegenwoordig begint het overschrijven al in november. Zelf ben ik ook regelmatig overgestapt naar een andere club, dus wil zeker niet hypocriet overkomen, maar als trainer ervaarde ik het geheel anders dan in mijn eigen carrière als speler
In de top van het amateurvoetbal, in heel Nederland trouwens, beginnen clubs dus al in november, soms nog eerder met hun gesprekken. Dat is misschien wel begrijpelijk, want in die wereld gaat serieus geld om. Op dat niveau staan spelers onder contract en verdienen aardige bedragen. Maar er moeten dan nog wel zes à zeven maanden gevoetbald worden. Ben je lekker mee als coach, als je speler al weet dat hij het volgende seizoen ergens anders zijn kunsten gaat vertonen. Daar meer zal verdienen en zich dan voor jouw club misschien niet meer voor honderd procent inzet, want misschien raakt hij wel geblesseerd, en grijpt hij het volgend seizoen naast een hoop munten.
De rest van de amateurclubs schijnen tegenwoordig niet achter te kunnen blijven. Zelfs op het laagste niveau vinden al in november/december gesprekken plaats. Het is te gek voor woorden, maar het is de nieuwe trend.
Voetballers die meer dan drie keer een bal kunnen hooghouden of de honderd meter binnen de minuut kunnen afleggen, zijn al snel gewilde objecten voor derde -, vierde – en vijfde klassers, die daar dan ook graag een paar ruggen voor over hebben om deze giganten via een handtekening op het overschrijvingsformulier en een leuk handgeldje naar binnen te hengelen.
Voor een trainer is dit een waardeloze periode. Al die gesprekken, gek word je ervan. Eerst met de betere spelers van je eigen selectie die je moet overhalen om te blijven, want er wordt aan ze getrokken. En daarna op allerlei locaties met de meest uiteenlopende, naar hun eigen zeggen, geweldige spelers die graag, voor een al dan niet stevige vergoeding, bij jou willen komen voetballen. Of ze daadwerkelijk een versterking zijn? Sorry, die garantie krijg je als trainer natuurlijk niet. Ik heb in al die jaren tientallen gesprekken gevoerd. Het vervelende was, dat ik meestal bij clubs werkte die niet veel te besteden hadden, zodat je dus ook niets te bieden had.
Alle spelers willen tegenwoordig van alles betaald krijgen. Contributievrij spelen staat sowieso bovenaan, maar helaas is dat voor veel clubs nu juist een van de belangrijkste bronnen van inkomsten. Verder natuurlijk tweemaal per jaar de bekende schoenenbon, reiskosten, kleedgeld, vakantie, nieuwe keuken, tweedehands autootje en uiteraard wedstrijdpremies.
Ooit heb ik bij een club gewerkt waar meer faciliteiten waren, maar heb daar voor mij de meest onbegrijpelijke ervaring uit mijn carrière meegemaakt. Niet zozeer de club op zich, daar was niets mis mee, maar de houding en instelling van spelers die iets extra’s kregen. Zelfs een stakende speler meegemaakt. Het moet toch niet veel gekker worden.
De spelers die wat kregen, hadden regelmatig een mindere instelling dan spelers uit de selectie die een minder niveau hadden of gewoon allang bij de club lid waren. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk. De eerste groep voelde zich blijkbaar verheven boven de rest. Zeer lastig allemaal, daarom heb ik die hele transferperiode als vreselijk ervaren.
Alleen in de tijd van VCS met Sjaak Nederpelt en Raymon Kos was het onderhandelen prachtig. Wij spraken dan af op Kijkduin en bonden er na de gemaakte afspraken met die colonne spelers een stapavond of een etentje aan vast. Geweldig !!
Maar meestal vond ik er niets aan. Je praat met veelal middelmatige spelers, die zelf aangeven dat ze met nog acht andere clubs aan het praten zijn, die ze waarschijnlijk zelf gebeld hebben. Ach, het is van deze tijd. Allemaal aandacht, kijk maar naar Facebook enzovoort. Ze komen naar eigen zeggen je selectie versterken, dus moet je ze natuurlijk ook kansen geven in het eerste elftal, want daar zouden zij de kwaliteit voor hebben. Vaak blijkt dat ze niet eens het niveau van het tweede elftal aankunnen. Ze komen dus niet in aanmerking voor het eerste elftal, pakken terloops nog even het trainingskamp, een pakket trainingskleding en een schoenenbon mee en dan eind september of oktober stoppen ze ermee. Onder het mom dat de trainer ze geen enkele kans geeft. Zonde van al die foto’s op al die websites tegenwoordig. Ze moesten natuurlijk allemaal op de kijk met het nieuwe shirt. Ook ik heb het als trainer allemaal meegemaakt.
Ben je lekker mee in de voorbereiding, al die gasten die je een kans moet geven. Het zijn ook geen liefhebbers meer of sportmannen. Voetbaltoeristen noem ik ze. Komen even kijken en gaan weer weg. Nee, clubliefde bestaat gewoon niet meer, niet dat ik daar zo in uitblonk , maar voor een trainer is het gewoon heel lastig.
Veel clubs hangen tegenwoordig van clubhoppende spelers aan elkaar. Mooi woord trouwens, clubhoppers. Elk jaar verhuist er een golf spelers naar een nieuwe club en later weer van die club naar een volgende. Elk jaar tijdens die overschrijvingsperiode ben je op stap met onbekende spelers om ze over te halen bij jouw club te komen spelen. Helemaal gek werd je ervan. Je kunt er bijna een bestuurslid overschrijvingszaken voor in het leven roepen. Het hoort er tegenwoordig allemaal bij, maar ik opteer voor andere manier.
Misschien is een spelersruilbeurs wel een idee. Kun je je inschrijven voor een tafel in de Broodfabriek. Je deelt je tafel in vier zones: keepers, verdedigers, middenvelders en aanvallers. Vervolgens kunnen de trainers langslopen om naar de profielen van spelers te kijken die weg willen bij hun club en bepalen of het profiel bij de nieuwe club en trainer past. Op deze manier kun je een speler inruilen tegen een andere speler die dan aan het profiel voldoet van zijn nieuwe selectie. Iedereen blij en je bent in een avondje klaar.
Of een trainersspelerskwartet? Ga je lekker met een drankje aan een tafel zitten met vier of meer trainers. Hapje erbij. Vervolgens ga je kwartetten met de kaarten met afbeeldingen van spelers die bij jou kunnen vertrekken of willen vertrekken. En de trainers gaan net zo lang een kaart vragen tot zij weer een leuke selectie nieuwe spelers hebben. Zo zit je dan gezellig de hele avond te kwartetten met allerlei trainers, ook goed voor de onderlinge verhouding. Daarna knoop je er gelijk een kennismakingsparty aan vast met een hapje, een drankje, eventueel een zangertje en je weet gelijk wat voor vlees je in je kuip hebt, gezellig of niet. Zo niet, dan heb je in ieder geval nog een leuke avond gehad. ‘t Is maar een idee, maar misschien kunnen we er wat mee !
Jan Linkerhof
18-03-2025