Afgelopen zaterdag bezocht ik het jeugdduel tussen de O13-jeugd van ADO Den Haag en AFC Ajax – een wedstrijd waarin de rood/witten van Ajax met een overduidelijk kwaliteitsverschil de wedstrijd in hun voordeel wisten te beslissen. Ik concludeerde dat dit kan gebeuren echter tijdens de tweede helft viel mij de speciale techniek van met name de Amsterdammers op. Vrijwel alle passeeracties werden met de bal via de onderkant van de schoen slepend uitgevoerd waarbij ik mezelf steeds meer ging afvragen of deze techniek wel zo functioneel zou zijn als men dit op een normale grasmat zou proberen. Ik bedoel hiermee aan te geven dat het slepen van de bal op een hobbelige grasmat mijns inziens wellicht niet te doen is en de snelheid van het spel kan vertragen.
Voetballen op het Malieveld in 1894

De wedstrijd van afgelopen zaterdag leek derhalve meer op een zaalvoetbalwedstrijd dan op een echt ouderwets voetbalduel waarbij onder slechte weersomstandigheden meer komt kijken dan een sleep waarbij de bal in de blubber blijft hangen. Het is dan ook de vraag of men er in de hoogste jeugdafdelingen goed aan doet alle wedstrijden op kunstgras te spelen en pas op seniorenleeftijd competities op echt gras gaat spelen. Dit werkt niet in het voordeel van de jeugdspeler die de bal opeens in plaats van in de voeten een metertje voor zijn medespeler kan aanspelen of een stuiterbal anders dient in te schatten als dat hij of zij vanaf het zesde jaar heeft aangeleerd. Wat te denken van het op de juiste snelheid inspelen van de bal. Inmiddels heb ik van insiders begrepen dat de hoogste jeugdteams op normaal gras gewoon hun spel aanpassen – anders voetballen – en is mijn gevoel dus onterecht. Ik dacht er wel goed aan te doen mijn gevoel over dat zaalvoetbalgedrag op papier te zetten, echter onze jeugdspelers zijn gelukkig in staat op meerdere ondergronden hun kwaliteiten te tonen en dat is maar goed ook.

Afgelopen maandag las ik in de sportbijlage van het AD dat de trainer van DSO ontevreden was over de gesteldheid van het HVV-hoofdveld. Zoals bekend speelt o.a. de hoofdmacht van HVV haar competitiewedstrijden nog steeds op een grasmat waarbij het wel eens kan voorkomen dat deze vanwege het slechte weer op plaatsen glad of hobbelig kan zijn. Bij een zoektocht langs de velden sprak ik ooit de terreinmeester van HVV die er een fulltimebaan aan heeft om het gehele HVV-complex – dus ook het hoofdveld – te onderhouden. Het lijkt mij dus stug dat het HVV-hoofdveld er daadwerkelijk zo slecht bij lag of zijn onze hedendaagse amateurvoetballers echt niet meer gewend op normaal gras te spelen en hierbij de extra bijkomende weerstanden te overwinnen. Als men een foute pass geeft ligt het aan het veld, als een passeerbeweging niet lukt ligt het aan de sappige ondergrond, als men een bal niet omhoog krijgt ligt het aan een kluit die het leder dwarszat. Of ligt het aan het schoeisel dat tegenwoordig voor negentig procent voor het spelen op kunstgrasvelden wordt gefabriceerd. Zelfs tijdens studio sport zoomde de verslaggever van dienst in op het wegglijden van een veelheid aan profspelers – hoe is het mogelijk.

Als men de geschiedenis van de voetbalschoen er op naleest is het duidelijk dat de voetbalschoen een ware evolutie heeft doorgemaakt. De eerste speciaal voor voetbal gemaakte schoenen verschenen in de laatste decennia van de negentiende eeuw. Ze waren gemaakt van hard leer, sloten hoog rond de enkels, hadden stalen punten en eenvoudige noppen gemaakt van metaal en/of leer, die voor een betere grip (houvast) zorgden.

Rond 1950 werd de voetbalschoen aanmerkelijk lichter door het gebruik van synthetische materialen. Noppen werden nu gemaakt van rubber en/of metaal. Rond het eind van de jaren vijftig werd de voetbalschoen aanmerkelijk lager: de “voetballaars” veranderde in een “voetbalslipper”. Plastic werd meer en meer gebruikt voor de zool terwijl kangoeroeleer in de mode raakte voor het bovenstuk. De laatste jaren werden de meeste schoenen veelal uit kunststof samengesteld, al worden de beste schoenen nog steeds gemaakt van echt leer. Rond het eind van de jaren zestig verscheen de schoen waarvan zool en noppen in een stuk werd gegoten uit synthetische materialen – dit was een simpel alternatief voor de oude schroefnop. In de jaren negentig verschenen schoenen met rubberen vlakken waarmee effect aan de bal kon worden gegeven. Noppen werden vervangen door langwerpige platen met als bedoeling minder belasting voor de knie bij een draaiende beweging. Hierbij vraag ik me eerlijk gezegd toch echt wel af waardoor al die voorste kruisband blessures de afgelopen twintig jaar zijn veroorzaakt.

Ik ga verder niet zeuren over de kleur van de voetbalschoenen, echter wat ik wel aan de orde wil stellen is de robuustheid van de tegenwoordige voetbalschoen. Lekker licht materiaal, daar ben ik het volledig mee eens. Echter tijdens mijn opleiding tot sportverzorger in 2012 ontstond er een heftige discussie tussen de docent en mijn persoontje. Hij beweerde dat de schoenen veel beter waren dan vroeger waarop ik aangaf dat ik het grotendeels met hem eens was, echter dat de voetbalschoenenzool mijns inziens van te licht materiaal was/is samengesteld en dat bij een schop tegen de onderkant van de voet het zomaar kan gebeuren dat de middenvoetsbeentjes gekneusd of gebroken zijn. Dat er vervolgens een revalidatie van maanden van toepassing kan zijn is in de praktijk bewezen.

Nee, dan lees ik toch vol passie de voetbalverhalen uit bijvoorbeeld 1896 waarbij de hoofdmachten van HBS en HVV – op 1 november – op het Malieveld de voetbalsport bedreven. Feitelijk was het Malieveld destijds absoluut niet ingericht voor topsportprestaties, echter er werden zelfs wedstrijden op landelijk niveau gespeeld. Georganiseerde clubs als HVV en HBS haalden voorafgaande aan een wedstrijd uit een zogenaamde consumptietent het aangekochte materiaal: doelpalen en vooral veel wit lint, dat niet alleen de belijning van het veld vormde maar ook de zogenaamde bovenlat – latje trappen was er destijds dus niet bij. Dit met alle gevolgen van dien: hulpvaardige supporters bogen de paal bij gevaarlijke verre schoten wel eens naar binnen zodat het lint iets slager kwam te hangen en eventueel gevaar was gekeerd. De afmetingen van 2.44 bij 7.32 meter konden op deze wijze zomaar met tien centimeter worden teruggebracht.

Rond 1890 besloot men aan die praktijken een einde te maken – er kwamen geheel uit balken en latten bestaande verplaatsbare doelen. Overigens vaag ik me af of die hulpvaardige supporters de palen – bij een schot op het doel van de tegenstander – naar buiten bogen. Hierover heb ik verder geen informatie aangetroffen. Het was in die tijd in ieder geval wel zo dat op de dag voor de wedstrijd bestuursleden, supporters en spelers van de thuisclub het beste stuk Malieveldgrond uitzochten teneinde er een veld op uit te zetten. Zo kon het afgebakende veld als het ware wekelijks worden verplaatst. Dit alles was bepaald geen sinecure, want de kudde schapen, die het veld in het dagelijks leven bevolkte, moest als het ware wekelijks van het terrein worden verjaagd waarna het veld ook nog eens moest worden gereinigd. Vergelijk die ondergrond s.v.p. met een voetbalveld dat heden ten dage door ganzen is/wordt bevuild.

Ik ben ervan overtuigd dat er in 1896 nog geen ballen onder de voet door werden gesleept, dat er in 1896 niet werd gezeurd over de veldgesteldheid en dat de voetbalschoenen met de stalen neuzen en de noppen van metaal destijds best wel nuttig waren. Natuurlijk begrijp ik dat ik die periode niet met de huidige tijd zou mogen vergelijken, echter over die grasveldgesteldheid mag wat mij betreft best minder worden gezeurd.

Rini Toet
01-02-2023