Uiteraard is er tijdens onze historierijke voetbalgeschiedenis een veelheid aan legendarische voetbalwedstrijden de revue gepasseerd. Op 12 maart 1953 speelde een Nederlands voetbalelftal Рhelden waren het Р̩̩n van de meest gedenkwaardige interlands uit onze voetbalgeschiedenis. Als eerbetoon aan de vele slachtoffers die bij de Watersnoodramp van 1 februari 1953 waren gevallen, vond in de Franse hoofdstad Parijs de zogeheten watersnoodwedstrijd plaats. Opvallend genoeg was er op 7 maart ook al een dergelijke wedstrijd geweest Рdeze is echter uiteindelijk een stuk minder bekend geworden.

De columns van Rini Toet worden mede mogelijk gemaakt door BeDe Kamerverhuur

Wat was er zo bijzonder aan de wedstrijd van 12 maart 1953? Waarom een column inzake deze wedstrijd Рhet is toch de bedoeling over de historie van het Haagsche voetbal te schrijven? Het antwoord is simpel Рtijdens die wedstrijd stonden er zeven voormalig amateurvoetballers met een Haagse voetbalachtergrond op of als wissel langs het veld. Het betreft de volgende voetballegendes die in deze column zullen worden beschreven: Jan van Geen, Gerrit Vreken, Joop de Kubber, Bertus de Harder, Bram Appel, Theo Timmermans en wisselspeler Fred R̦hrig. Later zou Cor van der Hart ook nog een belangrijke rol in het Haagse voetbal spelen Рdat was dus nummer acht Рook op deze voetbalicoon zal verderop worden ingezoomd.

Al vrij snel na de 1 februari ramp kwam het aanbod van de Franse voetbalbond om een benefietwedstrijd te spelen tegen het Nederlands Elftal – de opbrengsten van het duel zouden naar de Nederlandse slachtoffers gaan. De KNVB stond open voor een dergelijke wedstrijd, maar was feitelijk niet zo happig op een confrontatie met de sterke professionals uit Frankrijk. Dit had er alles mee te maken dat de kwaliteit van het Nederlandse Elftal in de jaren daarvoor van een bedroevend niveau was geweest. Tussen 1949 en 1953 speelde Oranje namelijk dertig wedstrijden, waarvan er slechts drie winnend werden afgesloten. Veel voetballiefhebbers waren er destijds van overtuigd dat deze slechte resultaten met het uitblijven van professioneel voetbal in Nederland van doen had.

De KNVB bleef na de Tweede Wereldoorlog stug vasthouden aan het amateurvoetbal, terwijl in een veelheid aan omringende landen al wél professioneel voetbal werd ingevoerd – in een volgende column zal hier uitgebreid op worden ingezoomd. Blikken vol Nederlandse topspelers vertrokken daarom eind jaren ’40 en begin jaren ’50 naar het buitenland om daar hun brood met het fulltime voetballen te kunnen verdienen. De KNVB was daar woest over en schorste spelers die naar het buitenland vertrokken voor het Nederlands Elftal – wat mij betreft een meer dan kinderachtige en kortzichtige maatregel. Het niveau van Oranje nam daardoor zienderogen af – zeker omdat het niet de eerste de besten waren die buiten Nederland furore maakten.

Nadat de KNVB het bod van de Fransen naast zich had neergelegd – ja ook destijds waren die KNVB bobo’s al stronteigenwijs – kwamen de in Frankrijk spelende Nederlandse profs tot de conclusie dat zij het zelf ook wel konden organiseren. Zij besloten wél in te gaan op het verzoek van de Fransen. De KNVB was in eerste instantie echter fel gekant tegen het idee dat professionele voetballers een wedstrijd namens Nederland zouden spelen. Twee van de initiatiefnemers, Bram Appel en Theo Timmermans, besloten daarop koninklijke goedkeuring via Prins Bernard aan te vragen – hij was voorzitter van het Rampenfonds. De Prins bleek net zo enthousiast als dat hij buitenechtelijke kinderen verwekte waardoor de KNVB weinig meer tegen het idee kon inbrengen – hij overrulede als het ware de machtige KNVB. De wedstrijd mocht gespeeld worden, echter van de KNVB mocht het Wilhelmus pertinent niet worden gespeeld. Daar waar men tegenwoordig te beroerd is om volmondig mee te zingen daar mocht destijds niet worden gezongen – het is toch ongelofelijk dat de KNVB dit kon en mocht bepalen zou ik willen stellen.

Het duel werd desalniettemin een groot succes. Nederland versloeg het sterke Frankrijk met 2-1 door doelpunten van Bram Appel en Bertus de Harder – zij zorgden samen met de overige twintig voetballers voor amusement en spanning. Duizenden Nederlandse voetbalfans waren naar Parijs afgereisd om het duel te zien en vierden de overwinning – op het veld – alsof de wereldbeker was gewonnen – legendarische sportbeelden dus. Daarnaast was de overwinning een ontlading voor het gehele Nederlandse volk – wellicht enigszins vergelijkbaar met de halve finale overwinning van Nederland op Duitsland tijdens het EK van 1988. Uiteindelijk was de Parijse wedstrijd een opmaat naar het betaald voetbal in Nederland – hier zal verderop en in een volgende column op worden ingezoomd.
Nu aandacht voor de professionele voetbalspelers met een Haagse achtergrond die op 12 maart 1953 namens Oranje op het veld stonden.

Bram Appel speelde in het seizoen 1931/1932 bij het Wassenaarse Blauw Zwart waarna hij de overstap naar Haagse SVT maakte. In 1936 schreef hij over naar Archipel om pas na de oorlog bij VUC terecht te komen. In 1948 nam hij als lid van Oranje deel aan de Olympische spelen in Londen waar men in de eerste ronde met 4–3 door Engeland werd uitgeschakeld. Hij speelde in totaal twaalf interlands. In 1949 vertrok hij voor een professioneel voetbalavontuur naar Stade de Reims in Frankrijk. in 1950 was hij de eerste Nederlander in de finale en winnaar van de Franse beker – de Coupe de France. In 1953 werd hij kampioen van de hoogste Franse divisie om vervolgens in hetzelfde jaar de Copa Latina – een voorloper van de Europacup I – te veroveren. Voor de Franse de club scoorde hij in 154 wedstrijden 96 doelpunten. Samen met Theo Timmermans nam hij in 1953 het initiatief voor de watersnoodwedstrijd. Appel speelde zelf nog als prof voor Fortuna ’54 waarmee hij in 1957 de KNVB-beker won. Vanaf 1960 werkte hij als trainer. In het seizoen 1960/61 werd hij met Volendam kampioen in de eerste divisie, met PSV won hij in het seizoen 1962/63 als trainer de eerste Eredivisie-titel in de geschiedenis van de club uit Eindhoven. Hij was tot en met het seizoen 1966/1967 trainer van PSV.

Kort na de 2e Wereldoorlog begon Theo Timmermans zijn voetbalcarri̬re bij ADO. In 1949 werd hij voor het eerst opgeroepen voor Het Haagse KNVB-elftal en het Nederlands elftal. Hij scoorde in de eerste helft van de wedstrijd een hattrick en droeg daarmee ruim bij aan de 4-1-overwinning van Oranje. In 1950 vertrok hij naar het Franse Olympique Nimes. Omdat hij daarmee een profcarri̬re was gestart, werd hij niet meer uitgenodigd voor het Nederlands elftal, dat destijds nog geheel uit amateurvoetballers bestond. In 1953 was Timmermans samen met Bram Appel de grote animator van de watersnoodwedstrijd. Hij keerde in 1954 terug in het vaderlandse voetbal bij ADO omdat de KNVB eindelijk zover was om in Nederland profvoetbal te laten spelen. Tevens maakte hij vervolgens zijn comeback in het Nederlands elftal. In totaal speelde hij tussen 1949 en 1957 Рtussen 1950 en 1954 mocht hij van de KNVB geen interlandwedstrijden spelen Рtwaalf interlands, waarin hij vier keer scoorde.

Ook Gerrit Vreken speelde als profvoetballer van het Franse Nantes mee in de watersnoodramp wedstrijd. Tot 1946 was hij speler van ADO – de voetbalvereniging waarmee hij in 1942 en 1943 kampioen van Nederland werd. In 1946 werd hij na Bep Bakhuys de tweede Nederlandse voetballer die voor een profavontuur in Frankrijk koos alwaar hij eerst voor AS Monaco en later FC Nantes uitkwam.

Ook Jan van Geen was voorafgaande aan het rampjaar 1953 reeds enige jaren actief in het professionele Franse voetbal – hij maakte furore bij Nantes. Voor de oorlog speelde hij bij enkele kleine Haagse voetbalverenigingen om vervolgens de stap naar Cromvliet te maken. Vervolgens stapte hij in 1948 over naar SVV Scheveningen alwaar zijn grote voetbalavontuur in een stroomversnelling kwam. Hier groeide zijn naamsbekendheid en werd hij o.a. voor het Haagse elftal geselecteerd. Uiteindelijk speelde hij van 1950 tot 1955 in Frankrijk en keerde hij terug naar Nederland waar het professionele voetbal – in 1954 – eindelijk was geaccepteerd. Hij keerde dus terug bij Scheveningen Holland Sport (SHS) om uiteindelijk als speler/trainer en later als trainer bij ADS aan de slag te gaan. Dit alles van 1960 tot 1971. Met ADS promoveerde hij na kampioenschappen in 1961 en 1964 respectievelijk uit de 1e klasse HVB en 4e klasse KNVB. Zijn broer Gerrit van Geen speelde decennialang bij voetbalvereniging W.I.K.
Jan van Geen bij FC Nantes

Fred Röhrig speelde vanaf zijn tiende bij HBS op Houtrust waar hij op zeventienjarige leeftijd in het eerste elftal terecht kwam – een enorm talent derhalve. Röhrig kwam vervolgens uit voor het Haagse elftal, het militaire elftal en was in 1950 eenmalig reservespeler bij een officiële wedstrijd van het Nederlands elftal. Wel kwam hij uit in officieuze wedstrijden van het Bondselftal. Vanaf 1951 werd de belangstelling uit de Franse profcompetitie intenser en zo belandde hij in 1952 bij de profs van Roubaix. Dit werd helaas geen succes en na slechts twee wedstrijden op het hoogste Franse niveau keerde hij in januari 1953 onverhoopt terug naar Nederland. Hij ging weer trainen bij HBS, maar mocht vanwege zijn overstap naar het profvoetbal van de machtige KNVB niet voor zijn oude club uitkomen – die profs werden destijds echt als paria’s beschouwd. Op 12 maart 1953 was hij wisselspeler bij de watersnoodwedstrijd. Dat hij wel degelijk kon voetballen bewees hij vanaf de zomer van 1953 in de Duitse voetbalcompetitie. Hij scoorde zelfs voor zijn club Rot-Weiss-Essen in een kampioenswedstrijd en werd hiermee uiteindelijk kampioen van Duitsland. Hij werd in 1956 en 1957 clubtopscorer van Rot-Weiss-Essen in de Oberliga – tegenwoordig de Bundesliga. Vanaf 1958 speelde hij achtereenvolgens nog voor PSV en Helmond Sport.

Joop de Kubber begon zijn loopbaan bij VUC in Den Haag. Hij werd in 1950 prof bij Girondins de Bordeaux waarvoor hij in 104 wedstrijden 4 doelpunten wist te scoren. In 1956 werd hij eenmaal geselecteerd voor het Nederlands elftal. De Kubber wees de invitatie af toen hij hoorde dat zijn concurrent daar zwaar teleurgesteld over was. Hierna werd hij niet meer opgeroepen. Wel kwam hij uit voor het Nederlands militair elftal. Van 1967 tot 1969 was hij trainer van VUC.

Cor van der Hart betreft – naar ik heb begrepen – één van de beste centrale verdedigers die Nederland ooit heeft voortgebracht. Ook hij speelde mee op 12 maart 1953. In 1950 vertrok hij immers naar Frankrijk om van AJAX naar de profs van Lille OSC over te stappen. Na de invoering van het profvoetbal in Nederland keerde hij terug en trad in dienst van Fortuna’54 – de eerste Nederlandse profclub. Van der Hart debuteerde in 1955 in Oranje tegen Denemarken. In totaal speelde hij 44 interlandwedstrijden, waarin hij tweemaal scoorde – hij was aanvoerder in 23 wedstrijden. Van der Hart speelde nooit voor een Haagse voetbalvereniging, echter na zijn voetballoopbaan was hij onder meer trainer van Holland Sport en FC Den Haag. Ook was hij niet te beroerd om rondom 1980 SVDHB – op Ockenburgh – een tijdje te trainen. Voorafgaande en tijdens het WK van 1974 was hij één van de assistenten van Rinus Michels – zijn rol tijdens het WK is volgens mensen die ik heb gesproken zwaar onderbelicht gebleven. Tevens was hij trainer van Fort Lauerdale alwaar hij Haagse voetballers zoals Lex Schoenmaker en Hans Tentij kortstondig binnen zijn selectie mocht begroeten. Tegenwoordig zien wij een kleinzoon van deze voetbalgrootheid terug als eerste doelman van FC Emmen.

Tot slot Bertus de Harder – hij speelde vanaf 1933 – achtereenvolgens in de jeugd van Transvaal en een voorloper van AVV Triomph (o.a. in de jaren dertig was dit nog AVV) waarna de overstap naar Wilsonmeters – dat in de Haagsche Bedrijfsvoetbalbond speelde – werd gemaakt. In 1937 stapte hij over naar VUC. Hij stond bekend om zijn snelle rushes en meer dan spectaculaire bewegingen op het veld. In drie seizoenen bij VUC wist de Harder 46 keer te scoren – zo werd hij in het seizoen 1938/1939 topscorer van Divisie West 2. Trouwens de overschrijving van Wilsonmeters naar VUC in 1937 verliep alles behalve soepel. Aangezien de getalenteerde Bertus en zijn broer Karel de Harder uit een arm gezin kwamen werd er destijds moeilijk gedaan door de zogenaamde ballotagecommissie – moet je tegenwoordig mee komen zou ik bijna willen stellen. Vervolgens vormden de broers jarenlang een bijzondere linkervleugel. In 1938 speelde hij als achttienjarige zijn eerste interland tegen de Schotse profs en bleef uiteindelijk slechts op elf interlands steken. Toch wel opvallend omdat hij tot 1937 zijn wedstrijden op een bijzonder laag niveau speelde – zijn loopbaan verliep derhalve in een superieure stroomversnelling. Dat hij niet tot meer interlands kwam, is te wijten aan de 2e Wereldoorlog, een akkefietje met de KNVB en zijn vertrek als beroepsvoetballer naar Frankrijk. In 1949 vertrok hij naar het Franse Bordeaux alwaar hij tot 1954 actief is geweest. Dat hij vervolgens nog even terugkwam om voor SHS te voetballen was destijds fijn voor de Haagse voetballiefhebbers, echter na een kortstondig verblijf in Den Haag/Scheveningen vertrok hij weer naar Frankrijk. Daarnaast speelden de broers Bertus en Karel de Harder jarenlang in het Haagse KNVB-elftal, zelfs nog o.a. met Joop de Kubber van VUC en Theo Timmermans van ADO, tevens deelnemers aan de watersnoodwedstrijd.

Overigens hebben het Haagse KNVB en HVB elftal decennia lang onze voetbalstad naar behoren vertegenwoordigd – toch wel jammer dat hieraan in de jaren negentig een abrupt einde is gekomen. De eerste Haagse elftallen dateren immers uit 1905.

Tot slot is wat mij betreft bijzonder opvallend om te vermelden dat ‘De Goddelijke Kale’ van 1940 tot 1955 geen interlands speelde, van 1938 tot 1940 speelde hij er acht, na zijn rentree in 1955 nog drie. De KNVB heeft het nooit over haar hart durven te halen de watersnoodwedstrijd als officiële interland te beschouwen. Dit zegt mijns inziens alles over de KNVB – sterker nog – ik kan niet anders concluderen dat men daar vanuit Zeist, vroeger vanuit Den Haag – het door de decennia heen nooit voor elkaar heeft gekregen om een groot deel van hun bureaucratie binnen haar burelen weg te nemen.

Feitelijk zou de KNVB de twee initiatiefnemers Bram Appel en Theo Timmermans met terugwerkende kracht – postuum – moeten onderscheiden. Daar waar de in 1953 in het buitenland spelende Nederlandse profs destijds door de KNVB als uitschot werden beschouwd – hoe kortzichtig kon men zijn – daar is feitelijk de basis van onze zo succesvolle voetbalgeschiedenis gelegd. Het valt mij nog mee dat ons Nederlands Elftal op 12 maart 1953 in de traditionele witte broek en het oranje shirt op het veld mochten verschijnen – de rugnummers waren i.v.m. de rouw zwartgekleurd. Ik heb vanmorgen het korte filmbulletin over deze wedstrijd nog eens aandachtig tot me genomen – koude rillingen – trotse supporters op het veld – alle spelers ouderwets op de schouders – waaronder dus acht spelers met een Haagse voetbalachtergrond – helden – het is maar dat u het weet! Als het aan mij ligt wordt die wedstrijd van 12 maart 1953 alsnog met terugwerkende kracht aan de erelijsten van de Parijse Oranjehelden toegevoegd – zou wel zo netjes zijn.

Rini Toet
26-05-2023