Zittend op de bank, keek de voetballiefhebber op een coronazondag in 2020 naar een herhaling van een wedstrijd van het Nederlands elftal tijdens het succesvolle EK van 1988 in West-Duitsland. De tegenstander was de Sovjet-Unie. Naast de gedrevenheid van vooral Frank Rijkaard viel hem op dat er verrassend vaak werd teruggespeeld op de keeper, waarna deze de bal in de handen pakte. Die regel was ons voetbaldier totaal vergeten. ‘Terugspelen op de keeper mocht toen inderdaad nog gewoon’, zei hij. ‘Als je dat deed in een moeilijke spelsituatie kreeg je zelfs applaus van het publiek. Rust brengen met een bal op de keeper heette dat toen.’

Het afschaffen van de terugspeelbal naar de keeper in 1992 – feitelijk een aanpassing van spelregel twaalf: terugspelen mocht nog wel, maar het aanraken van de bal door de keeper met zijn handen werd voortaan als unfair gezien en was daarmee verboden – had als achterliggende reden het vele tijdrekken gedurende wedstrijden terug te dringen. De FIFA ontnam verdedigende teams de mogelijkheid om met voortdurend terugspelen van de bal kostbare tijd te winnen. De gevolgen van de regelverandering waren veel groter. Zo werd ineens het meevoetballen van de doelverdediger een belangrijke extra kwaliteit. Tijdens keeperstrainingen werd voortaan ook het aannemen, passen en trappen getraind. Beginnend in het jeugdvoetbal, verdween langzaam de doelman die alleen goed was met zijn handen. Verder had de aanpassing ook gevolgen voor de gehanteerde speelwijze. Doordat de keeper de bal niet meer in zijn handen mocht nemen werd het aantrekkelijker te proberen de tegenstander al op eigen helft de bal af te pakken. Terugspelen naar de keeper bracht immers niet langer rust, maar veroorzaakte onrust. In voetbaljargon betekende dat: ‘meer druk naar voren zetten’, of ‘vroeger de verdedigers afjagen’.” Bij veel voetbalverenigingen heeft deze regel met grote regelmaat tot de nodige commotie geleidt. Dit tot grote hilariteit, maar toch ook frustratie, van menig medespeler en staf. Immers, niemand zit te wachten op een indirecte vrije trap in het strafschopgebied. Ziet u het voor u? Een speler die wellicht te vaak terugspeelt op een keeper die nauwelijks in staat is om de bal met de voeten te controleren. Zo’n keeper wordt, op welk niveau dan ook, direct opgejaagd en maakt vervolgens de fout om de bal in handen te nemen of plaatst de bal bij een tegenstander in de voeten. Zorgt echt voor de nodige geluidsoverlast.

Ook in het seizoen 2020/2021 is de eredivisie blijkbaar verrijkt met meevoetballende keepers. Zo wordt het doel bij PSV Eindhoven inmiddels door een keeper in roze kleding verdedigt en heeft iedereen kunnen vaststellen dat deze nieuwe Philips held enkele voetballende blunders heeft gemaakt. Er vanuit gaande dat de doelwachter deze fouten niet meer zal maken denk ik dat men in Brabant best nog van deze doelman kan genieten.

Mijn grootste voetbalfrustratie gaat terug naar de WK-finale van 1974 toen het doel van Oranje door ene Jan Jongbloed werd verdedigd. In 1974 werd deze voor doelman, met name vanuit de gedachte dat hij de best meevoetballende ballenvanger zou zijn, een plek in het Nederlands elftal vrijgemaakt. Omdat hij de bal zo lekker kon trappen en rustig aan de bal zou zijn paste hij blijkbaar in het vernieuwende totaalvoetbal. Eerlijk gezegd heb ik dit nooit begrepen. In die jaren waren er veel betere keepers zoals Jan van Beveren, Pim Doesburg en Piet Schrijvers. Voor mij is het duidelijk, een keeper dient vooral ballen tegen te houden en daarna is het lekker meegenomen als hij of zij ook nog fatsoenlijke balcontrole heeft.

Elke achterhoede, ook bij de amateurs, vertrouwd op een goede keeper en zodra de nummer 1 blijk geeft van nerveus gedrag heeft dit direct gevolgen voor de zelfverzekerdheid van een voetbalelftal. Daarom blijft het van essentieel belang dat er iemand staat waarbij een spits zelfs niet in de buurt durft te komen.

Neemt u van mij aan dat Haagse voormalige Haagse topkeepers als Dick van der Meer en Michel Lorsheijd nergens voor opzij gingen en als zij onder druk werden gezet de bal gewoon met een ferme trap, zonder risico, richting voorhoede plaatsten. Het schijnt tegenwoordig allemaal met opbouwen van achteruit te moeten gebeuren, echter wie zegt mij dat een gerichte trap naar een grote spits geen opbouw zou zijn. Zeker als deze spits de bal keer op keer weet terug te leggen op bijsluitende middenvelders is er sprake van balbezit op de helft van de tegenstander en dan hoef je de bal ook niet meer naar de keeper terug te spelen.

Rini Toet
26-09-2020