Toen ik onlangs vanuit huis een rondje Brasserskade aan het hardlopen was besefte ik – langs de velden van DVC, Concordia, DHL en DHC rennend – dat sinds de opening van het Delftse Sportpark Brasserskade in 1958 best wel veel is veranderd. Niet dat ik eind jaren vijftig bewust of actief op een der velden aan de Brasserskade aanwezig ben geweest, hooguit in de kinderwagen als mijn vader ergens op het Sportpark Brasserskade zijn uitwedstrijden moest spelen – maar dat terzijde.
Mijn eerste echte herinneringen aan de Brasserskade gaan als jeugdlid terug naar pupillenwedstrijden die ik op het destijds grootste sportpark van Nederland mocht spelen. Veel herinner ik mij er niet van, echter wat ik nog wel weet is dat wij op de fiets vanuit het Zuiderpark naar de Brasserskade fietsten en wij die afstanden destijds als grote uitdagingen ervaarden. Overigens heb ik nog wel een herinnering aan de Brasserskade die niets met voetbal van doen heeft. Toen Jan Janssen in 1968 de Tour de France won dachten mijn buurtvoetbalmaatje Robbie van der Elst (later speler van DORR) en mijn persoontje er goed aan te doen om de volgende dag – via de Brasserskade – naar de woonplaats van onze tourwinnaar – Nootdorp – te fietsen om aldaar de huldiging van de Ronde van Frankrijk bij te wonen. Via welke route wij exact in Nootdorp terecht zijn gekomen, kan ik mezelf niet voor de geest halen – wij hebben de Brasserskade wel aangetikt -, echter op de terugweg waren wij het spoor volledig bijster. Wij waren de weg dus kwijt en belandden uiteindelijk op de vluchtstrook van de snelweg richting Den Haag. Dat wij binnen de kortste tijd door de rijkspolitie van de Rijksweg werden geplukt en ergens nabij vliegveld Ypenburg op een veilige plek werden afgezet is mij immer bijgebleven – redelijk geëmotioneerd heb ik als 11-jarige destijds voor het eerst, maar ook voor het laatst, een Porsche van de rijkspolitie van binnen mogen aanschouwen.
`De columns van Rini Toet worden mede mogelijk gemaakt door BeDe Kamerverhuur`
Al hard rennend – zeg maar sjokkend – besefte ik dat ik als senior aan de Brasserkade diverse competitiewedstrijden tegen BEC (later gefuseerd met dan wel opgegaan in DVC), DHL, SEP, DHC en Concordia heb mogen spelen – moet wel even worden vermeld dat ik nooit tegen het eerste elftal van grootmacht DHC heb mogen uitkomen – dat was duidelijk te hoog gegrepen voor mijn club. Genoemde voetbalverenigingen betreffen dus clubs die vanaf 1958/1959 aan de Brasserskade tegen een bal hebben getrapt. Om e.e.a. compleet in beeld te brengen mogen voetbalverenigingen als de toenmalige mede-Bras-bespelers Full Speed, CSVD (werd later Vitesse Delft) en Vita Nostra (werd later SEP) niet onbenoemd blijven, clubs die later elders in Delft kwamen te spelen.
Na de voor mij slopende duurloop en een verfrissende douche ben ik enthousiast diverse databases ingedoken en heb inderdaad kunnen vaststellen dat halverwege de jaren vijftig een plan inzake het nieuwe Sportpark Brasserskade door de gemeenteraad van Delft werd goedgekeurd waarna in het voorjaar van 1958 de sportvelden werden opgeleverd en op 30 april 1958 de allereerste wedstrijd – het betrof een hockeywedstrijd – werd gespeeld.
Op 18 juli 1958 werd een eerste voetbalwedstrijd – tussen DHC en het Nederlands Elftal O23 – op een der verharde terreinen van het Brasserskade-complex afgewerkt. Na afloop van deze wedstrijd werd na een pittige discussie geconcludeerd dat dit verharde terrein wel geschikt voor veldhockey echter niet voor voetbal zou zijn. Overigens verloor DHC deze wedstrijd met 6 – 1.
Tijdens de seizoenen 1958/1959 en 1959/1960 verhuisden de genoemde voetbalverenigingen geleidelijk aan naar de Brasserskade, echter de hoofdmacht van DHC – dat sinds 1955 als semiprof organisatie aan de weg timmerde – kon i.v.m. met de nog niet opgeleverde tribunes niet naar de geweldige Brasserskade-locatie verhuizen.
In die overgangsperiode speelde nog een belangrijke kwestie inzake de financiering van kleedlokalen en clubhuizen. Vanuit de Gemeente was er geen geld beschikbaar om e.e.a. op het nieuwe sportpark te realiseren.
Ondanks de negatieve berichtgeving inzake de op te bouwen opstallen zaten de verhuizende voetbalverenigingen niet stil. Naarmate het seizoen 1958/1959 vorderde gaf zaterdagvereniging C.S.V.D. het goede voorbeeld en plaatste een prachtig clubgebouw met kleedkamers. Concordia, Vita Nostra, Full Speed en BEC volgden spoedig en in de laatste maand van 1958 openden DVC en DHL de met noeste vlijt klaargestoomde recreatieruimten. Met de bouw van kleedkamers – die vanuit een gehouden loterij werden gefinancierd – werd begin 1959 aangevangen. Kortom, het sportpark aan de Brasserskade begon op die manier zoetjes aan een gezellige aanblik te krijgen.
In die periode was er een Brasserkade-locatie vrijgemaakt voor handbalvereniging Westerkwartier welke later opging in EDH – inmiddels is deze handbalvereniging opgeheven. Verder lag er – ligt er nog steeds – een prachtige atletiekbaan (waarvan het gravel al lang is vervangen door kunststof) waar menig atleet zijn of haar energie kwijt kon. Atletiekvereniging AV’40 heeft er door de decennia heen diverse topatleten zoals Ria Stalman en Piet van der Kruk voorgebracht. Om het plaatje volledig te maken dient vermeld te worden dat er tussen de Concordia-velden in 1958 een zogenaamde cricket-pitch is aangelegd en dat een C.S.V.D.-oefenveld met zodanige afmetingen werd opgeleverd dat de Delftse rugby studenten er gebruik van konden maken.
Ook DHC verhuisde – geleidelijk aan – tijdens het seizoen 1959/1960 naar de Brasserkade. Nadat o.a. de DHC-hoofdtribune in het voorjaar van 1960 werd opgeleverd konden ook de DHC-semiprofessionals – inmiddels uitkomende in de 1e divisie b – enthousiast van hun nieuwe locatie gebruik maken. De eerste officiële thuiswedstrijd die DHC in het nieuwe stadion speelde betrof een wedstrijd tegen AGOVV welke met 2-1 werd gewonnen – het was 15 mei 1960.
Na deze wedstrijd was het Brasserkade-plaatje derhalve compleet. Hieronder treft u een redelijk vaag plaatje dat ik u absoluut niet wilde onthouden. Het plaatje nauwlettend bestuderende, herkende ik exact waar de diverse verenigingen hun thuisbasis hadden – ik hoop dat het u ook lukt. Onder het plaatje heb ik deels nagestreefd duidelijker aan te geven hoe het was in 1959/1960 en hoe e.e.a. heden ten dage qua infrastructuur is ingericht.
Links op het plaatje treft u de snelweg – bovenaan ligt nog steeds de Brasserskade. Direct rechts naast de snelweg (A13) lagen het ene verharde en de drie grasvelden van DHC. Op het verharde veld werden (pas vele jaren later, tot aan een complete herstructurering van ‘de kop’ van het Sportpark in de jaren-’90) in het voorjaar jarenlang door echte DHC-vrijwilligers tennisvelden uitgemeten zodat er zomers heerlijk kon worden getennist. Heden ten dagen zijn deze velden verdwenen en vervangen door diverse bedrijven die u vanaf de snelweg kunt zien liggen. Overigens dient vermeld te worden dat naast die velden de kleedkamers en het DHC-clubhuis jarenlang hun diensten hebben bewezen. Rechts naast de velden op dit plaatje ligt het DHC-Stadion (met overdekte tribune en onoverdekte zit- en staantribunes).
Die tribunes bestaan anno 2024 nog steeds – tegenover de hoofdtribune zien wij tegenwoordig een prachtig clubhuis, inclusief kleedkamers op de begane grond alsmede op de 1e etage. Rechts naast en voor het clubhuis is reeds jarenlang een veelheid aan moderne kuipstoeltjes gemonteerd. Aan de korte zijde van het DHC-stadion lag handbalvereniging Westerkwartier (al snel opgegaan in EDH, dat inmiddels – na verhuizing naar Sportpark Kerkpolder – ook alweer enige jaren niet meer bestaat) met daarnaast de twee velden van DVC. Naast DVC lag Full Speed. Die DVC-velden zijn in de loop der jaren – nadat DVC verhuisde naar BEC – en BEC uiteindelijk opging in DVC – door DHC in gebruik genomen, dit ter compensatie van de velden die vanwege het bedrijventerrein moesten worden ingeleverd. Heden ten dage liggen er achter het stadion aan de korte zijde nog steeds twee DHC-velden, waarvan het grasveld tijdens het afgelopen seizoen 2023/2024 door Concordia werd gehuurd. In de hoop dat u het plaatje inmiddels goed hebt kunnen bekijken laat ik de beoordeling van dit 1959/1960 overzicht verder aan u over.
Aan alles komt een eind, hiermee bedoel ik in dit geval dat er inmiddels een aantal voetbalverenigingen naar andere locaties in Delft is verhuisd. De naamgeving van Vita Nostra is al in 1960 in SEP veranderd, waarna in 1991 naar het sportpark Tanthof-Zuid werd verhuisd. Tegenwoordig is op de voormalige SEP-locatie o.a. een jeu de boules vereniging (Midi) gehuisvest. Trouwens ook SEP heeft aan de Brasserskade nog kortstondig een handbalvereniging gehad.
Full Speed verhuisde in 1983 naar de velden in Kerkpolder en speelt daar nog steeds. C.S.V.D. (later Vitesse Delft) was na zeven jaar Middelweg (Brasserskade) qua ledental enorm gegroeid. Met als gevolg dat het veldprobleem, ondanks de medewerking van andere Brasserskade-clubs, alsmaar nijpender werd. De oplossing kwam in zicht toen de gemeente Delft in het najaar van 1965 begon met de aanleg van zes velden aan het einde van de Schoenmakerstraat, waarvan er drie aan C.S.V.D. werden toegewezen (de overige drie velden waren voor Wippolder). Het betekende overigens wel een scheiding tussen senioren- en jeugdafdeling en het bracht bovendien de nodige financiële consequenties met zich mee. Er was echter geen alternatief. Begin jaren zeventig promoveerde zaterdagvereniging C.S.V.D. naar het hoogste amateurniveau. Halverwege de jaren zeventig werd de naam C.S.V.D. gewijzigd in Vitesse Delft, alhoewel feitelijk was de naam hetzelfde. C.S. staat uiteraard voor christelijk sportvereniging en V.D. voor Vitesse Delft – maar dat terzijde. Na de nodige activiteiten om de gemeente Delft te overtuigen van het belang van een hereniging van jeugd en senioren voor Vitesse Delft, werd in 1988 door de Delftse gemeenteraad besloten een nieuw sportpark te Tanthof-zuid aan te leggen – Vitesse Delft zou de hoofdbespeler worden. Na de winterstop van het seizoen 1991-1992 was het zover: Vitesse “woonde” op het nieuwe sportpark en was herenigd. In mei 1992 werd dit gevierd met de officiële ingebruikname van het complex en een erewedstrijd van Vitesse Delft tegen Feyenoord. Ik heb daar regelmatig langs de lijn gestaan, echter aangezien de wind aldaar vrij spel heeft mis ik op Tanthof-Zuid de geweldige bomenpartijen die de sportvelden van het sportpark Brasserskade vanaf 1958 magistraal hebben afgescheiden en daar waar mogelijk tegen wind en storm hebben beschermd.
Nu de successen van C.S.V.D en/of Vitesse Delft is het van belang in het kort in te zoomen op de rijke voetbalgeschiedenis van DHC welke absoluut niet in 1960 aanving – integendeel. Als ik alle prestaties van DHC op een rijtje zou moeten zetten kan ik u garanderen dat ik u vanuit de voor mij beschikbare databases een zeer uitgebreide column met indrukwekkende kopteksten en artikelen zou kunnen aanbieden. Dat ga ik in deze column dus niet doen. Mocht er belangstelling zijn dan zal ik in één van mijn volgende columns via krantenkoppen en artikelen inzoomen op de rijke DHC-geschiedenis vanaf 1910. In de column van vandaag begint de DHC-geschiedenis in 1960 – het jaar dat de hoofdmacht in de 1e divisie furore maakte en naar het stadion aan de Brasserskade verhuisde. Zelfs heden ten dage is het DHC-Stadion qua toeschouwerscapaciteit (nu nog 16.000) nog steeds het één na grootste van Zuid-Holland, alleen de Kuip is groter. Verder is het qua toeschouwerscapaciteit nog steeds het grootste amateurstadion van Nederland. Het stadion moest de professionele aspiraties van de club vormgeven en dat lukte. In die jaren was het imposante DHC-bolwerk zelden uitverkocht, er waren echter uitzonderingen. Toeschouwersaantallen van 10.000 bezoekers kwamen regelmatig voor, echter pas in 1967/1968 toen fusieclub Xerxes/DHC’66 in de eredivisie uitkwam waren er bij de wedstrijden tegen Ajax (0 – 1) en Feijenoord (1 – 3) 18.000 toeschouwers aanwezig. Het stadion was uitverkocht. Later bij de amateurs – in de periode van 1979 tot 2002 – toen DHC in de absolute amateurtop speelde liep het stadion regelmatig vol. Topwedstrijden uit die periode betreffen DHC-Unitas – 2 juni 1979, uitslag 6 – 0. DHC – Ajax (bekerwedstrijd op 1 november 1981 (2 – 3), DHC – IJsselmeervogels op 22 juni 1983 (2 – 2), DHC – Spakenburg op 19 juni 1985 (2 – 2), DHC – Nederlands Elftal, 21 mei 1996 (1 – 7), DHC – Ajax, 13 juli 1996 (0 – 5).
In het seizoen 1960/1961 eindigde men overigens op de 2e plaats, terwijl men in 1961/1962 één punt tekortkwam om naar de eredivisie te promoveren. Het was gewoon top daar begin jaren zestig. Echter halverwege de jaren zestig was het verloop onder de spelers (semiprofs) aanzienlijk en financieel was het lastig om e.e.a. te bolwerken. In 1966 werd dan ook besloten om de amateurtak en de BVO-tak te splitsen; de amateurs begonnen als DHC onderaan in de 4e klasse, de profs bleven als DHC’66 in de 1e divisie spelen, maar eindigde daarin onderaan.
In 1967 werd besloten om de profafdelingen van het Rotterdamse Xerxes en DHC’66 te fuseren, waarbij werd besloten in het prachtige DHC-Stadion te gaan spelen. Er was duidelijk sprake van een win/win situatie: DHC’66 bracht een prachtige speellocatie in, Xerxes kwam met de betere spelers, zoals o.a. Willem van Hanegem en Eddy Treijtel, terwijl Hans Dorjee (speelde net één seizoen bij Xerxes, daarvoor bij DHC en/of DHC’66), Chris Kronshorst en Ed Blok de Delftse spelersinbreng waren. Bovendien kwam men uit in de eredivisie! Helaas eindigde dit avontuur in 1968, waarna Van Hanegem (inmiddels international!) en Treijtel naar Feijenoord vertrokken. De geschiedenis van deze twee iconen zal u bekend zijn – Europacup 1 winnaar in 1970 dus.
Een andere speler die na het einde van de fusieclub naar een andere profclub verhuisde was Delftenaar Chris Kronshorst die ik o.a. in de jaren negentig veelvuldig als techniektrainer aan de Brasserskade voetbalonderricht – conform de Wiel Coerver methode – heb zien geven – ik moet zeggen dat ik hier veel van heb geleerd – evenals van Jan Reurings die toen mijn persoontje eind jaren negentig de F-jeugd van DHC trainde hoofd DHC-jeugdopleiding was. Chris Kronshorst begon overigens met voetballen bij DHC. Op 16-jarige leeftijd maakte Kronshorst zijn debuut voor DHC dat destijds in de 1e divisie speelde. Na zijn kortstondige verblijf bij Xerxes/DHC’66 stapte hij over naar Holland Sport, waarna nog een mooie voetbalcarrière bij andere Nederlands clubs volgde. Op zondag 13 augustus 1972 kreeg hij, in de wedstrijd Feyenoord – NEC de allereerste gele kaart in de geschiedenis van de eredivisie voorgeschoteld.
De kantine van DHL aan de Brasserkade
Met een beetje geluk zie je heden ten dage Chris Kronshorst op zijn wielrenfiets van Delft naar Rotterdam fietsen, een stukje hardlopen in de Delftse Hout of een balletje hooghouden op andere locaties in Delft. Jarenlang heeft hij aan de Brasserskade een voetbalschool gehad, waarna voetbaldieren zoals, Coen van der Hoeven en Ton Jenner (voetbalscholen), Hans Suiker en Gianni Kamperveen (keepersscholen) bij diverse Brasserskade-verenigingen (en ook elders) hun kennis hebben overgebracht. Of dit de huidige Brasserskade-clubs DHL, DHC, DVC en Concordia heeft geholpen laat ik in het midden. Er is in ieder geval een periode geweest – en nog – dat o.a. een veelheid aan DHC-talenten door BVO’s is gescout en hun weg in het betaalde voetbal hebben gevonden. Vermeldenswaardig is overigens dat de hedendaagse speelsters van het Nederlandse Vrouwen Elftal Lineth Beerensteyn en Victoria Pelova beiden aan de Bras begonnen, respectievelijk bij DHC en bij Concordia. Over talenten gesproken. Ergens begin jaren 2000 trof ik midden in de zomer een gezelschap aan topatleten die met een schaatstraining op het droge bezig waren – één van de liefhebbers was meervoudig wereldkampioen op de 10.000 meter, Bob de Jong. Daar aan de Brasserskade is eigenlijk altijd wel een topsportcultuur van toepassing geweest – ik kan niet anders concluderen.
Zoals gesteld spelen momenteel nog slechts vier voetbalverenigingen aan de Brasserskade. Dat deze clubs in vergelijking met 1958 – op Concordia na (speelde destijds in de1e klasse van de HVB) – heden ten dage lager spelen is voor iedere lokale voetballiefhebber duidelijk, echter de Delftse sportcultuur kennende zullen in de nabije toekomst ongetwijfeld betere resultaten worden geboekt – daar ben ik niet bang voor. Zeven vette, zeven magere jaren! Wat ik wel zeker weet is dat de infrastructuren van genoemde voetbalverenigingen er geweldig uitzien. Fraaie clubhuizen, prachtige kleedmakers, tennisveldjes, golfbanen, een cricket-pitch, jeu de boules banen, het clubhuis van DKIJV (de Delftse Kunstijs Vereniging) van waaruit de zogenaamde droogtrainingen worden verzorgd, diverse kunstgrasvelden alsmede grasvoetbalvelden (maar absoluut geen 22 terreinen zoals in 1958) – wat wilt u nog meer? Maar daar ligt ook een belangrijk zorgpunt voor de clubs: de doorgaande toename van bewoners in de omliggende gemeenten, de nadruk op gezondheid en daarmee de toestroom van sporters, dat is op zich een goede zaak, maar het legt steeds meer beslag op de eigenlijk te weinige ruimte voor sport. Met name de ruimte voor voetbalvelden aan de Brasserskade is ten opzichte van 1958 flink afgenomen, ten dele ten gunste van andere sporten (zoals golf), ten dele vanwege een bedrijventerrein. Bovendien zouden de wegen en paden, de parkeervoorzieningen, maar vooral ook de (sociale) veiligheid op en rond Sportpark Brasserskade wel enige verbetering kunnen gebruiken, zo vinden de huidige bespelers.
Het is alleen wel jammer dat de DHL-sauna na de noodzakelijke opstalrenovatie het veld heeft moeten ruimen. Daarentegen is er bij DHL plaats gemaakt voor survivalrunvereniging Durf en een hardloopvereniging.
Absoluut het bezoeken waard dat Sportpark aan de Brasserskade – al zou het alleen maar zijn om een rondje hard te lopen en om je heen kijkend van alle sportfaciliteiten, bomenpartijen, een topschaatser in droogtraining of een verdwaalde fazant te genieten.
Rini Toet
20 juli 2024