Op zondag 23 augustus 2020 arriveerde ik om 10.30 uur op het prachtige ODB/RAS complex aan de Alberdastraat om een dagje ODB-voetbal te aanschouwen. Immers het jaarlijkse voetbaltoernooi voor standaardelftallen stond op het programma. Alhoewel standaardelftallen, ook DHC O23 deed mee en in de ochtenduren waren er nog enige oefenwedstrijden tussen lagere elftallen van ODB en W.I.K. geprogrammeerd. ODB en RAS zijn blij met hun nieuwe kunstgrasveld, prachtige dug-outs alsmede een fantastisch elektronisch scorebord. Bij ODB valt het direct op dat je daar veel oud eerste elftalspelers uit de jaren zestig en zeventig als vrijwilligers de handen uit de mouwen ziet steken. Vrijwilligers met grote voetbalnamen die hun club te allen tijde trouw zijn en blijven.

Naarmate zo’n voetbaldag vordert meldt een veelheid aan voormalig voetbaliconen van diverse verenigingen zich en worden oude voetbalverhalen en anekdotes tussen de gezellige oudjes uitgewisseld. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen jongere atleten van weleer acte de préséance geven, integendeel. Ook die zijn op dit soort dagen sterk vertegenwoordigt, echter veelal niet als vrijwilliger. Vergrijzing bij vrijwilligers is dit een probleem of uitdaging? Ik zou het niet als probleem willen zien, echter de uitdaging is wel degelijk dat veel meer jongere clubleden op zouden moeten staan om het oh zo belangrijke vrijwilligerswerk uit te voeren. Uiteraard zijn er uitzonderingen, echter waar is de tijd gebleven dat spelers na het beëindigen van hun voetbalcarrière als vanzelfsprekend opstaan als vrijwilliger en zo de continuïteit van hun vereniging waarborgen. Zonder vrijwilligers geen vereniging, geen vereniging zonder vrijwilligers!

De afgelopen maanden bezocht ik in het kader van een bepaald project een veelheid aan voetbalcomplexen, of wat er van over is, en heb op allerlei websites, Facebook pagina’s en door middel van (telefonische) interviews onderzocht hoe de voetbalcomplexen er rondom 1980 bij lagen en hoe de huidige stand van zaken, anno 2020, is. Al onderzoekend ben ik tot de conclusie gekomen dat al die clubs die uiteindelijk niet wisten te overleven, echter uiteraard ook de clubs die er nog steeds zijn, er door de jaren heen alles aan hebben gedaan om hun club te laten groeien en qua opstal en velden e.e.a. zo goed mogelijk in te richten/te onderhouden. Al die leden van die (oude) verenigingen die zich letterlijk in het zweet hebben gewerkt om eigenhandig clubhuizen en kleedgelegenheden te bouwen, hun infrastructuur te optimaliseren en hun senioren en juniorenafdeling in stand te houden. Hun trots! Toen was het nog niet vanzelfsprekend dat eerste elftalspelers het ene jaar voor club A en het andere jaar voor club B speelden.

Waar is de tijd gebleven dat als je bij uitwedstrijden een clubhuis betrad er je er jaar in jaar uit vrijwel dezelfde gezichten zag. Mensen waarmee je tijdens de wedstrijd de strijd aan ging en zelfs bepaalde grenzen van voetbalfatsoen overtrad, dezelfde mensen waar je na de wedstrijd een gezellig biertje mee dronk. Alles voor hun voetbalvereniging. Veelal waren dit dezelfde personen die doordeweeks naast hun voetbaltrainingen allerlei vormen van vrijwilligerswerk uitvoerden.

In de afgelopen veertig jaar is een veelheid aan voetbalverenigingen verdwenen of een fusie aangegaan, enerzijds omdat men het financieel niet meer kon bolwerken, anderzijds omdat clubs ten offer zijn gevallen aan de bouwwoede of golfbaanexpansie van de Gemeente Den Haag, Rijswijk en Wassenaar. Beter gezegd, het inruilen van aantrekkelijke sportlocaties voor het kapitale bedrag dat projectontwikkelaars er voor betalen. Het woord fusie of samenwerkingsverband is de laatste vier decennia steeds meer opgedoken in de Haagse amateurvoetbalwereld. Om nu te concluderen dat al die fusies zijn gelukt is mij iets te kort door de bocht. Wellicht is de fusie van GDS en VVP een voorbeeld van een samenwerkingsverband zoals het hoort, echter er zijn meerdere voorbeelden die aantonen dat e.e.a. is mislukt.

In mijn zoektocht naar authentieke informatie heeft het respect voor het Haagse Amateurvoetbal bij mij een positieve kanteling ondergaan. Niet dat het alleen maar negativisme betrof, echter zoals veel mensen heb ik jarenlang last van vooroordelen gehad, vooroordelen die inmiddels grotendeels zijn weggenomen. Na gesprekken met allerlei vrijwilligers en mensen die hun (voormalige) club een warm hart toedragen heb ik kunnen waarnemen dat allen trots zijn op hun vereniging en de geschiedenis daarvan. De gastvrijheid en mogelijkheid om over hun verenigingsleven en het daarbij behorende onderhoud van hun complex te praten heeft menig anekdote opgeleverd. Dit heeft tegelijkertijd enige emotie bij diverse clubmensen opgeroepen. Om van de frustraties over het niet meer bestaan van hun club maar niet te spreken.

Ik heb prachtig gemoderniseerde voetbalcomplexen mogen bezoeken, echter ook diverse verwilderde situaties van verdwenen clubs aangetroffen die daar graag nog langer hadden willen voetballen. De projectontwikkelaars bieden blijkbaar te weinig om de Gemeentekas te spekken. De Gemeentekas die daarentegen de laatste jaren veelvuldig is opengetrokken om kunstgrasvelden aan te leggen, verlies of verhuizing van complexen te compenseren of sportcomplexen via budgetregelingen te onderhouden. Dat deze regelingen niet voor alle clubs van toepassing zijn geweest heeft de nodige frustraties opgeleverd, echter er zijn helaas ook verenigingen die de hand in eigen boezem zouden moeten steken. Financieel wanbeleid, gebrek aan kader, onderbespeling van de velden, te enthousiast met door de gemeente aangeboden oprotgelden omgaan en fusies die vooraf gewoonweg al gedoemd waren te mislukken.

Ondanks het feit dat er trainers zijn die denken dat zij samen met hun selectie de belangrijkste mensen van een vereniging zijn, zijn dit naar mijn mening de vrijwilligers. Zoals in de inleiding al beschreven, zonder vrijwilligers geen vereniging, geen vereniging zonder vrijwilligers!

Rini Toet
25-08-2020