Twee weken geleden was het eindelijk weer eens zover. Ik mocht de wei weer in! Zondagmorgen in alle vroegte. Windkracht 7 en 7 graden. Veteranenklasse 3C. De uitslagen staan af en toe in het AD/HC op maandag, net boven het G-voetbal, dat niveau.
Een half uur voor aanvang van de wedstrijd zijn wij al met twee man en de tegenstander met een mannetje of zes. Langzaam druppelen de andere veteranen binnen, sommige opscheppend over de afgelopen avond en nacht, al dan niet met een kater. Andere dikke vijftigers komen binnen met een kinderwagen: als je je tweede leg toont ben je geen watje!

De kantine staat binnen 10 minuten blauw van de rook. Een slap plastic bekertje bij wijze van warming-up. De echte warming-up houdt meestal niet meer in dan naar het veld lopen, twee keer tegen een bal schieten en bij goede zin nog een keertje bukken.

Even over half elf staan er dan toch 22 man in het veld. Na enige tijd blijken het er overigens 23 te zijn. De tegenstander speelt met 12 man! De scheidsrechter is één van onze reserves; de thuisploeg moet immers op dit niveau zelf voor een scheids zorgen. Thuisfluiten komt in onze klasse veelvuldig voor. De meesten maken zich daar dan ook niet zo druk over. Dat wordt ingecalculeerd. De scheidsrechters moeten het daarbij natuurlijk niet te gek maken. Er is als het ware een nieuwe onuitgesproken balans in het toepassen van de spelregels. Dat geldt in nog sterkere mate voor de eigen grensrechters. De echt grote problemen krijgen “scheids” en “grens” als ze eerlijk gaan fluiten / vlaggen met hun eigen teamgenoten. Zolang ze dit niet doen gaat het prima.

Aan het verbale spel kun je horen dat menigeen op een hoog niveau heeft gevoetbald en dan heb ik het niet over de Mont-Blanc. Aan het fysieke spel is dat wat minder af te lezen. Het is niet de bedoeling dat de spelers lopen, de bal moet lopen! Wat men nog wel goed weet te gebruiken is het vaak indrukwekkende lichaam, zo goed op gewicht dat geen tegenstander in staat is de bal eraan te ontfutselen. Pak hem beet, gemiddeld een kratje bier te zwaar.

Af en toe krijgt iemand een schop die meestal voor de bal bedoeld was, maar verkeerd terecht kwam. Een vrije trap en het is over. Gele- en rode kaarten werden de afgelopen jaren in mijn klasse niet meer uitgedeeld want niemand heeft zin in de administratie en boetes die dat met zich meebrengt.

Soms wordt er nog wel geduwd en valt er een enkele klap, maar meestal wordt dit dan snel gesust. Gescholden wordt er wel, van “een vuile kankermongool” schrikt niemand meer in mijn klasse.
De meeste elftallen zijn of bijna helemaal “Hollands” of bijna helemaal Turks, Surinaams of Marokkaans. In ieder elftal zit tegenwoordig ook wel een enkele vertegenwoordiger van een andere bevolkingsgroep; afgelopen weekend in mijn elftal twee Marokkanen en een Surinamer en bij de tegenstander een Turk. Het gaat eigenlijk wonderlijk goed.

Je leest altijd over discriminatie en uit de hand gelopen wedstrijden tussen teams van verschillende etnische afkomst maar duizenden wedstrijden per jaar, alleen al in de Haagse regio, verlopen probleemloos. In feite vindt hier integratie plaats, meer dan bij de nationalisatie ceremonie.

In de kleedkamers wordt gedold, ook met de moslimspelers die keurig hun onderbroek aanhouden onder de douche. Wat te denken van de ca. 20-jarige Antilliaanse Guyseppe, op wie je nooit een vergeefs beroep doet om te fluiten, en dan tientallen Haagse Harries op leeftijd in het gareel weet te houden.

Tijdens de wedstrijd klinkt plots de waarschuwing; ‘je moet mij niet dekken maar hem’! ‘Hij is gevaarlijk, hij heeft TBS’! Kijk, dat is nou Haagse voetbalhumor. Daarom blijf ik dit zo lang mogelijk doen. En natuurlijk om de sport.

De eindstand werd 1-1. Bij het verlaten van het veld mompelde ik tegen onze tegenstander van WIK (ja dat betekent Willen Is Kunnen), niet te hard natuurlijk; ‘Willen Was Kunnen’ Maar eigenlijk geldt dit voor alle veteranen!

Pierre Heijnen 04-03-2024
(geschreven voor het clubblad van HSV Escamp in februari 2007)